„We zijn een trots volk, dat hecht aan zijn afkomst”

„We zijn een trots volk, dat hecht aan zijn afkomst”

Molukse gemeenschap deel 1- Stanley Akerina- RenateB _7_site

Ruim zeventig jaar geleden kwamen 3500 Molukse soldaten uit het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger met hun gezinnen naar Nederland. Naar ze meenden voor even. Het werd blijvend. Hoe vergaat het de Molukse gemeenschap nu?

Haaks op de Dalwagenseweg, de belangrijkste verkeersader van Opheusden, ligt Jabbok. Je moet het weten, anders rijd je zo aan het voetpad voorbij. Voor de Zuid-Molukkers in het dorp klopt juist daar het hart van hun gemeenschap. Aan Jabbok ligt Pniël, het gebedshuis van de Geredja Indjili Maluku, de Moluks Evangelische Kerk. Ook voor hen die er zelden meer komen, is het een vertrouwd baken.

In 1962 verrees er een eenvoudig kerkje, bekostigd door de Dienst Domeinen. Dertig jaar later werd met overheidssubsidie een fraaie nieuwe kerk met oosterse uitstraling gebouwd. In de kerkzaal ontbreekt een orgel. De zang wordt begeleid door een muziekgroep die de soeling bespeelt. Elders in Indonesië gebruiken ze de traditionele fluit voor dansmuziek, op de Molukken ook voor kerkmuziek.

De gemeente wordt gediend door predikante May de Fretes-Suameleine. Samen met drie collega’s draagt ze zorg voor de zestien gemeenten van de classis oost van de Moluks Evangelische Kerk in Nederland. Op zondagen zonder predikant gaat er een ouderling voor.

Werkkamp

Stanley Akerina geboren Haulussy (60), in het dagelijks leven systeembeheerder, is ouderling en scriba van de Molukse gemeente van Opheusden. Hij kwam ter wereld in barakkenkamp Beugelen in Staphorst, dat in de jaren dertig van de 20e eeuw werd gebouwd in het kader van de werkverschaffing. Het kamp bood onderdak aan te werk gestelde Nederlanders, Chinezen die er wegen aanlegden, Joden die vandaar werden gedeporteerd naar een vernietigingskamp en jonge Hollandse mannen vanwege de Duitse Arbeitseinsatz.

Na de oorlog deed Beugelen dienst als interneringskamp voor NSB’ers en opvangkamp voor Molukse ex-militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen. Ze arriveerden in 1951 met de gedachte binnen afzienbare tijd terug te keren naar een vrije Molukse republiek, die al wel was uitgeroepen maar nog realiteit moest worden.

De vader van Akerina kwam naar Nederland als verstekeling. In Indonesië zag hij geen toekomst. Stanley groeide op bij de ouders van zijn moeder, dochter van een KNIL-militair. „In de familie Akerina is het traditie dat een gehuwde man zijn eerste kind afstaat aan zijn schoonouders. Door te trouwen heeft zijn vrouw de ouderlijke familie verlaten en een andere achternaam gekregen. Haar plek moet worden ingenomen door haar eerstgeborene, om te voorkomen dat de familienaam uitsterft. Mijn vader had zó’n moeite met die traditie, dat opa na de geboorte van mijn oudere broer over zijn hart streek. Met de kanttekening: „De tweede is wél voor mij.” Dat was ik. Zes maanden na mijn geboorte ben ik overgedragen aan de familie Akerina, vandaar dat ik de achternaam van mijn moeder draag. Toen ik bij mijn grootouders kwam, waren hun eigen kinderen al getrouwd.”

Lees het hele artikel in Terdege (nr. 1, 27 september 2022).

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Lees verder

Lees het hele artikel in Terdege. Nog geen abonnee?

Terdege-portfolio-nummer-12

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.