Sophia Stoffer: Opvoeden is vallen en opstaan - Terdege

Sophia Stoffer: Opvoeden is vallen en opstaan

Sophia Stoffer- interviewshoot- Elspeet- RenateB _6_

Jongeren hebben een speciaal plekje in het hart van gasthoofdredacteur Sophia Stoffer-Vogelaar (41). Lange tijd wilde ze beslist niet het onderwijs in, want dat deden al zo veel familieleden. Toch begon het te kriebelen. Nu is ze als orthopedagoog werkzaam op twee scholen. „Ik heb in mijn jeugd meer stelligheden geroepen, zoals: ik trouw nooit met een man die ’s avonds vaak weg is.”

Over het terras in de tuin van de Elspeetse woning waaieren heerlijke geuren. „Volgens mij is Rhodé lasagne aan het maken.” En dat heeft Sophia goed geroken. In de keuken staat haar oudste dochter (14) samen met een vriendin te kokkerellen. Ze zijn vrij van school, want het is voorjaarsvakantie. Echtgenoot Chris heeft tussen alle campagne­activiteiten door nog even een rondje geskeelerd met de jongste dochters Loïs (11) en Fébe (6), maar zit inmiddels alweer in een met SGP-stickers beplakte auto. Onderweg naar een verkiezingsdebat over defensie.

„Ja, dit is een heel drukke tijd”, knikt Sophia. „Toch vond ik de vorige campagneperiode pittiger. Nu is Chris als Tweede Kamerlid vrijgesteld van zijn werk in Den Haag. Vier jaar geleden was hij ook elke avond op pad voor een campagneactiviteit in Groningen, Rijssen, Urk of Tholen, maar toen moest hij daarnaast zijn werk doen voor de Nunspeetse gemeenteraad én had hij overdag zijn baan bij Rijkswaterstaat.”

Ook Sophia heeft een volle agenda. Ze is als orthopedagoog werkzaam bij de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen en bij de Jacobus Fruytier scholengemeenschap, vaak in Uddel of Apeldoorn, een enkele keer in Rijssen. En ze zit in het laatste jaar van haar studie orthopedagoog generalist. „Het is heel fijn dat zowel de familie van Chris als mijn familie dicht in de buurt woont. Zij doen veel voor ons. Onze meiden groeien op met hun grootouders om zich heen. Dat is iets wat ik als kind zelf wel heb gemist.”

Hoe kijk je terug op je jeugd?

„Ik kom uit een echt meiden­gezin. Ik ben de tweede in het rijtje van vier. Mijn zus boven me is maar dertien maanden ouder. Wij werden daardoor vaak aangezien voor een tweeling. En al had Mieneke steil haar en ik een krullenbol, toch haalden de mensen ons door elkaar. Onder mij kwam mijn vier jaar jongere zus Daniëlle. Wij waren echt de groten en zij het kleintje.

Toen ik veertien jaar was, kwam er nog een klein zusje. Tijdens het leren was ik gespitst op elk geluidje uit de wieg. Dan mocht zij eruit. Mijn ouders zijn geen geboren Elspeters. Er is zelfs nog even sprake van geweest dat we naar Geldermalsen zouden verhuizen, uit die buurt kwam mijn moeder. Maar toch is het Elspeet gebleven. Mijn vader is als domineeszoon opgegroeid in Rotterdam en heeft overal gewoond. Het grappige is wel dat hij mijn moeder hier in de buurt heeft leren kennen. Zij ging met haar vader mee, die catechisatie gaf in Uddel. En daar ontmoette ze mijn vader.

Als kind vond ik het jammer dat mijn opa’s en oma’s niet vlak bij ons woonden. Ook miste ik het spontane contact met mijn nichtjes en neefjes. Van de kant van de Vogelaren waren er regelmatig bijeenkomsten in Hotel Irene. Dat waren voor ons hoogtijdagen. Mijn vader was ouderling en zat in veel besturen.” Lachend: „Als puber dacht ik weleens: met zo’n drukbezet man kun je maar beter niet trouwen. Want ik vond het jammer dat mijn vader veel weg was. Inmiddels heb ik wel geleerd dat je dat soort stelligheden nog weleens op je bordje terugkrijgt. Mijn moeder was veel thuis, maar zat beslist niet stil. Ze deed een opleiding tot pedicure, hielp in een zaak waarvan de eigenaren ziek waren en ze schreef gedichten en boeken.”

Wanneer wist je dat je orthopedagogiek wilde studeren?

„M’n zus wilde juf worden. En m’n jongere zusje ook. Dus ik denk dat ik dat ook wel een poosje gezegd heb. Maar eigenlijk wist ik wel dat voor de klas staan niets voor mij was. Bijna alle Vogelaren kwamen in het onderwijs terecht of werden predikant. Mijn vader had rechten gestudeerd. Daar heb ik ook nog even over nagedacht. Maar op een gegeven moment kwam pedagogiek bovendrijven. Ik wilde in Leiden studeren. Daar was ik met mijn klas op excursie naartoe geweest en ik vond het een prachtige stad. Enkele klasgenoten vroegen me mee naar de open dag van de Universiteit Utrecht. Toen ging er bij mij een wissel om. Waarom zou ik niet daar gaan studeren? Eigenlijk heb ik niet heel bewust mijn pad uitgestippeld, het overkwam me meer. Ik had één grote focus, en dat was gezelligheid. Leren deed ik ook heus wel, maar kletsen nog meer. En liever.

Als een vak mijn belangstelling niet helemaal had, verzonnen we andere activiteiten. Onder Frans speelden we regelmatig vier op een rij. Ook hadden we een magnetisch reisspelletje van mens­erger­jeniet. Dan hadden we met z’n vieren de grootste lol.”

Hoe heb je je studietijd ervaren?

„In het begin vond ik dat best spannend. Hoe zouden mijn medestudenten naar me kijken? Uiteindelijk viel het me erg mee. Eigenlijk ontstonden er spontaan goede gesprekken. Dan vroegen ze aan me: Hoe kun jij toch zo lang en goed luisteren? Dan kwam het gesprek vanzelf op de zondagse kerkdiensten. Het tweede jaar van mijn studie ben ik op studentenvereniging DC gegaan. Daardoor kreeg je ook veel leuke contacten. Ook ontstonden er mooie vriendschappen in het studentenhuis waar ik woonde.”

Smaakt Terdege naar meer?

En wil je de andere artikelen ook graag lezen?

Terdege-portfolio-nummer-12

Was het lastig om aan een baan te komen?

„Het laatste jaar van mijn opleiding moest ik tien maanden stage lopen. Dat deed ik bij de Riagg in Gorinchem. Daar kreeg ik ook een werkervaringsplek. Die plekken zijn onbetaald, dus solliciteerde ik ondertussen verder. Maar op die manier kon ik wel ervaring als orthopedagoog opdoen. In die tijd benaderde Psychologenpraktijk Brouwer mij. Ik kon voor hen zowel in Meteren als in Ridderkerk terecht. Later kwam daar Barneveld bij. Chris en ik hadden al trouwplannen, dus die regio kwam mij goed uit.

Af en toe moest ik op scholen cliënten observeren. Hoewel ik niet het onderwijs in wilde, begon het toen toch te kriebelen. Uiteindelijk kwam ik op de Pieter Zandt en nog weer later ook op de Fruytier terecht.”

Wat boeit jou zo in je vak?

„Jongeren hebben een speciaal plekje bij me. Ik zie hen in een periode waarin er enorm veel met hen gebeurt. De tijd op het voortgezet onderwijs is een periode die hen echt vormt. Ik vind het heel mooi om in die tijd een rol in hun leven te hebben als identificatiefiguur. Ik vind het altijd weer bijzonder dat mensen zich openstellen over wat er achter de voordeur gebeurt en dat ik met hen mag meedenken. Het is heel boeiend om uit te zoeken waar bepaald gedrag vandaan komt. Dat kan een hele puzzel zijn. Op basis van gesprekken met ouders, de coach en uiteraard de leerling zelf ga ik dan kijken: Wat heeft deze leerling nodig? Is er behoefte aan een stukje diagnostiek, aan begeleiding? Of moeten we hem of haar juist doorverwijzen voor specifieke zorg? En zo ja: waar kan de leerling dan terecht?

In mijn vak is het een heel samenspel. Daar geniet ik erg van. Rond zo’n tafel op school heeft iedereen zijn eigen kijk, rol en inbreng. Iedere keer zit er weer een andere jongen of een ander meisje, ouderpaar en leerlingencoach. En iedere keer zit er ook weer een ander verhaal achter.

Verder heb ik een taak in de commissie leerlingenzorg. Als leerlingen vanuit groep 8 naar de brugklas komen, of bijvoorbeeld door een verhuizing instromen, moet ik –indien nodig– hun ondersteuningsbehoefte duidelijk krijgen.”

Wat is het verschil tussen een orthopedagoog en een orthopedagoog generalist, waar je nu voor studeert?

„Orthopedagoog is een soort basisopleiding. Als orthopedagoog generalist maak je een verdiepingsslag. Je mag daarna zwaardere casussen beoordelen en meer verantwoordelijkheid dragen. Wat ik er in praktijk mee ga doen, weet ik nog niet. Ik vind mijn huidige baan echt mooi. Doordat ik op twee scholen werkzaam ben, zie ik ook allerlei niveaus. Op de Pieter Zandt ben ik betrokken bij leerlingen die op het speciaal onderwijs zitten, op de Fruytier varieert dat van praktijkonderwijs tot alle niveaus in onder- en bovenbouw.”

Zie je dat jongeren het in deze tijd van coronacrisis moeilijker hebben dan anders?

„Als je de cijfers in het nieuws bekijkt, zou ik veel meer sombere jongeren moeten tegenkomen. Blijkbaar blijft er toch ook nog veel onder de radar. In deze fase zijn identiteitsvorming en het aangaan en in stand houden van vriendschappen heel belangrijk. Deze tijd vraagt veel van jongeren. Als ze moeite hebben met zelfsturing en zelfdiscipline, overspoelt deze periode van lockdowns en onlineonderwijs hen.

Maar er zijn ook leerlingen die juist beter presteren. De achterstanden die in deze tijd ontstaan, zie je wat mij betreft vooral ook op het gebied van de sociale ontwikkeling. Dat zijn ook behoeften die ze nodig hebben om tot leren te komen.”

Je man komt ook uit Elspeet. Kennen jullie elkaar je hele leven al?

„Op mijn tiende verhuisden we naar een andere woning, binnen Elspeet. Tegenover het nieuwe huis van mijn ouders stond een langgerekte woonboerderij. Daar woonde een gezin zonder moeder. Dat feit maakte een enorme indruk op mij. Maar mijn nieuwe buurjongen Chris was 15 en ik 10. Dus we hadden geen connectie.

Dat veranderde toen ik in vwo 6 zat. Onverwacht scoorde ik slecht voor een tentamen economie. Net in die tijd kwam Chris het RD bij mijn ouders halen, omdat er een artikel in stond dat hij graag wilde lezen. Mijn moeder zat met mijn economiecijfer in haar maag en vroeg: „Ben jij goed in economie, Chris?”

En zo kreeg ik bijles. Het werd een bijzonder succes: ik haalde m’n diploma en net na de examens kregen we verkering.”

Chris’ moeder overleed –na een aantal jaren van ziekte– toen hij nog maar 13 was. Daarmee verliep zijn jeugd heel anders dan de jouwe. Merk je dat nog steeds?

„Ja, in de dagelijkse dingen direct al natuurlijk. Als wij weggingen, vond ik het bijvoorbeeld best naar dat Chris’ vader thuis alleen achterbleef.

Chris was ook heel zelfstandig. Hij maakt graag zijn eigen keuzes. Zo ging ik in onze verkeringstijd eens winkelen met een getrouwde vriendin. Zij kocht kleding voor haar man. Dat leek mij ook wel leuk, maar Chris stelde dat niet op prijs.

Verder viel natuurlijk vooral het grote gemis op. Er was altijd een lege plaats. Bij ons trouwen, maar zeker ook bij de geboorte van onze kinderen. Ik vind het erg jammer dat ik zijn moeder helemaal niet heb gekend.”

Je bent ook orthopedagoog. Ik kan me zomaar voorstellen dat mensen denken dat opvoeden voor jou best gemakkelijk moet zijn.

Lachend: „Dat is het ook.” Serieus: „Natuurlijk heb ik wel profijt van mijn opleiding. Theoretisch weet ik best dat als je iets wilt stimuleren je kleine stapjes moet toejuichen en belonen. Maar op z’n tijd heb ik net zo goed hinder van mijn opleiding. Nu mijn meiden wat groter worden, zie ik veel duidelijker dan vroeger dat bij elke leeftijdsfase weer andere leuke, maar soms ook moeilijke kanten horen. Een sterke eigen wil is in de peutertijd bijvoorbeeld heel normaal. Het is maar een fase.

Het is mooi om te zien dat er zo veel ouders zijn die geen pedagogiek hebben gestudeerd, maar die gewoon op hun intuïtie heel verstandige ouders zijn.

Ik vind het erg belangrijk om mijn kinderen een veilig nest te bieden. Opvoeden is vallen en opstaan. Ik hoop dat mijn kinderen voelen dat ze de ruimte en het vertrouwen van ons als ouders krijgen om zich te ontwikkelen. En dat ze ook merken dat ze straks als ze volwassen zijn met de fijne, maar ook voor de moeilijke dingen bij ons terecht kunnen.”

Veranderde er voor jou veel toen Chris in 2018 onverwacht in de tweede kamer belandde?

„Ergens kwam er een stukje rust. Voortaan waren werk en politiek één. Toen hij net in de Tweede Kamer zat, deed hij het werk voor de gemeenteraad er nog even naast. Maar dat was gelukkig snel over. Voordat Chris in de Tweede Kamer zat, werkte hij bij Rijkswaterstaat. In die tijd bracht hij vaak de kinderen naar bed. Hij vond dat leuk en ik was blij dat ik na een hele dag even rust kreeg. Maar dat was afgelopen toen hij naar Den Haag vertrok.

Chris heeft met name in de zomer vrij lang reces. En iedere keer vind ik het weer lastig als dat afgelopen is. Je bent dan wekenlang een team geweest, je geniet van de gezelligheid met elkaar, maar ineens is hij dan weg. Die trein raast meteen hard en lang door, want de politieke beschouwingen... Maar ik neem het ook weer zoals het komt. Nu Chris er wat langer in zit, ga je ook de patronen herkennen en weet je wat je kunt verwachten. Ik was in het begin, toen hij net in Den Haag werkte, een beetje bang dat mensen anders naar ons zouden gaan kijken. Dat leek me niet comfortabel, maar dat is me erg meegevallen.”

Wat zijn de leuke en de minder leuke kanten van Chris’ werk?

„Politiek doortrekt het leven van alledag. Bij ons komt dat heel dichtbij. De persoon over wie het in het nieuws over gaat, kan Chris even later zomaar bellen. We proberen de kinderen ook te betrekken in dingen die voor hen leuk zijn. Zo is Loïs meegeweest naar de introductie van de F-35 en zijn de twee oudsten een dag meegeweest naar de Kamer. Loïs mocht even op de stoel van de voorzitter, mevrouw Arib, zitten. Dat is natuurlijk een leuke ervaring.

Chris heeft het bij de SGP goed naar zijn zin. Het is een fijne club mensen.

Sinds kort hebben wij een appartement in Den Haag. Regelmatig wordt het te laat om nog naar huis te komen, dan kan Chris daar overnachten. Dat is heel prettig. Bovendien kunnen we daar ook als gezin zijn in onze vrije tijd. Lekker uitwaaien op het strand van Scheveningen of naar een mooi museum.”

Volg je de –spannende– debatten?

„Nauwelijks. Toen Chris net in Den Haag werkte, keek ik weleens mee. Natuurlijk gaat het er aan tafel regelmatig wel over, maar we hebben de werelden best gescheiden. Als we samen zijn, zijn we vooral blij dat we weer bij elkaar zijn en hebben we genoeg andere gespreksstof.”

Den Haag, studie, drukke banen. Hoe komen jullie tot rust?

„Als we thuis zijn, moet er vaak van alles gebeuren. Alleen maar ontspannen kan uiteraard niet. Maar gezellig met z’n allen even naar een stad of museum vinden we alle vijf leuk. Helaas kan dat in coronatijd nauwelijks meer. We genieten ook van de kleine dingen, zoals lekker wandelen met een picknick. Onze museumjaarkaart wacht nu even stil in mijn portemonnee, maar die mag er straks hopelijk weer uit.”

Beeld: Renate Bleijenberg

Auteur

Gisette van Dalen-Heemskerk

Volg ons lifestyle platform op instagram.