Gezin met passie voor de zorg

Gezin met passie voor de zorg

spg-18538-MarijkeHoek-2

Ze werken alle vier met hart en ziel in de zorg: moeder Marijke Hoek (53) en haar drie dochters Heleen (29), Nelly (28) en Marije (24) uit Katwijk. Goed voorbeeld doet volgen: „We zagen van jongs af aan hoe onze moeder zich voor anderen inzette.”

Het kostte even wat moeite om een gaatje te vinden voor een gezamenlijk gesprek. Want als je alle vier onregelmatige diensten hebt, zijn er weken waarin je grotendeels langs elkaar heen leeft. Nelly: „Soms hangt er zeven dagen achter elkaar een briefje op onze deur dat bezoekers moeten kloppen in verband met nachtdienst van een van ons.”
Maar het lukte. Het viertal komt samen in het huis van Heleen, die daar met haar man en dochtertje van 1 woont. Ze heeft net een dienst als verloskundige achter de rug en puft even uit op de bank, samen met haar twee zussen en moeder.

HEBBEN JULLIE OOIT OVERWOGEN OM EEN BEROEP BUITEN DE ZORG TE KIEZEN?

MARIJKE: „Ik heb altijd al kraamverzorgster willen worden. Als kind was ik gek op baby’s. Zelf was ik een nakomertje en had ik geen baby’s onder mij of in mijn directe omgeving. Misschien dat het daardoor komt.”
HELEEN, lachend: „Wij mochten vervolgens niets anders. Het was óf dit, óf helemaal niet doorstuderen. Grapje hoor.”
MARIJE: „Thuis ging het door het werk van mijn moeder vaak over baby’s. Als kind wilde ik ook kraamverzorgster worden, al is dat later veranderd. Nu werk ik als verpleegkundige op de hartafdeling van een ziekenhuis.”
MARIJKE: „Het zorgen zit in de genen, denk ik. Niet iedereen kan dat, het gevoel om voor een ander te willen zorgen moet in je zitten. Zo sta je als kraamverzorgster de hele dag aan. Maar dat past bij mij. Daar ben ik mee vergroeid.”
NELLY: „Ik werk als verpleegkundige op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU), en zorg dus voor zieke of vroeg geboren baby’s.”
HELEEN: „Ik ben verloskundige.”
MARIJKE: „En dan hebben we ook nog een zoon die in België op een intensive care werkt.”

WAT IS ER ZO MOOI AAN JULLIE WERK?

MARIJE: „Dat verschilt voor ons allemaal, denk ik. Zo staan Heleen en Nelly aan het begin van het leven, en ik meer aan het einde. Ik werk met kwetsbare mensen, en vind het heel bijzonder dat ik patiënten en hun familie kan begeleiden als soms het einde nadert.”
NELLY: „Op de neonatologie liggen te vroeg geboren kinderen of kinderen die een heel slechte start hebben gehad. Het komt best vaak voor dat kinderen overlijden, bijvoorbeeld door een infectie. Het is heel bijzonder om dan iets voor ouders te betekenen. In het begin ken je het kindje nog beter dan de ouders. Dan vinden de ouders het fijn dat jij als verpleegkundige er bent. Door mijn werk krijg ik een bijzondere band met sommige ouders. Ik ben de stem van het kind, zowel naar dokters als naar ouders toe. Dat vind ik heel mooi.”
MARIJE: „Als cardiologieverpleegkundige hoef ik soms nog maar te vragen hoe het met iemand gaat, en je krijgt al een heel levensverhaal te horen. Je komt heel dicht bij iemand te staan.”
HELEEN: „Van het begin van de zwangerschap tot in de kraamtijd reis ik met mensen mee. Dat maakt het heel mooi werk. Bevallingen zijn voor mij de kers op de taart.” Lachend: „Als het overdag is tenminste.
Als verloskundige maak je best veel mee. We lijken af en toe wel halve psychologen. Dan merk je hoeveel mensen eigenlijk problemen hebben, bijvoorbeeld in de relationele sfeer. Het is de uitdaging om hen dan bij het juiste hulploket te krijgen.
Het maakt altijd veel indruk als een kindje gedurende de zwangerschap overlijdt. Er wordt nu gelukkig wel veel meer aandacht aan besteed. Het kindje krijgt vaak een naam en er zijn foto’s die aan hem of haar herinneren. Dat was nog niet eens zo heel lang geleden anders, hoor ik van sommige vrouwen.”

HOE VAAK HEBBEN JULLIE HET MET ELKAAR OVER DE ZORG?

HELEEN: „Eigenlijk altijd.”
MARIJKE: „Als we aan tafel zitten te eten bijvoorbeeld.”
HELEEN: „Als we iets heftigs meegemaakt hebben, delen we dat, zonder daarbij de namen van de patiënten te noemen.”
MARIJKE: „Het is ontladen om samen te praten over ons werk.”
HELEEN: „We hebben dezelfde interesses.”
NELLY: „Je wordt begrepen.”
MARIJKE: „Marije kan over haar werk vertellen alsof je erbij bent.”
MARIJE: „Ik vind het fijn om over mijn werk te praten. Dat doe ik ook met vriendinnen. Sommigen zitten ook in de zorg. Maar er zijn er ook die het maar vieze verhalen vinden. Dan vertel ik minder.”

WAAR PRATEN JULLIE BIJVOORBEELD OVER?

MARIJE: „Grappige en verdrietige momenten.”
HELEEN: „Marije maakt de meeste grappige dingen mee.”
MARIJE: „Ik vind het leuk om gekkigheid uit te halen, om de patiënten te betrekken bij een grapje. Zo had een patiënt als dank kippeneieren meegenomen naar de afdeling. Ik zei tegen een van de vrouwen die op de afdeling lagen: Ik ga een geintje uithalen met een collega en film het wel voor je. Dus ik gaf mijn collega een rauw ei, in plaats van het gekookte ei dat ze dacht voor zich te hebben liggen. Ze tikte het in en zat vervolgens met een plas ei op haar bord. Dat is gewoon heerlijk om te doen, en voor de patiënten ook een vorm van afleiding.”
NELLY: „Bij mij kan zoiets niet. Daar is het werk te serieus voor. Je kunt als verpleegkundigen ook niet luidruchtig lachend over de NICUafdeling lopen.”
HELEEN: „Bij ons zijn de grapjes subtieler. Woordgrapjes bijvoorbeeld. Heeft een stel net een verdieping op hun huis laten bouwen en is zij onverwacht zwanger, dan kun je iets zeggen als: Ik zie je volgend jaar vast weer terug.”
MARIJE: „Bij ons kan de humor wat openlijker. Wij horen soms van patiënten die terug moeten komen: Het voelt hier als thuiskomen als ik jullie weer hoor lachen.”

SCHEPT JULLIE WERK EEN BIJZONDERE BAND?

HELEEN: „Ik ben als enige al het huis uit. Maar als mijn man, die bij de marine zit, weg is, ben ik iedere dag bij mijn moeder.”
MARIJE: „En anders belt ze wel.”
MARIJKE: „De band tussen ons vieren is heel hecht. We gaan ook altijd een paar dagen per jaar met elkaar op vakantie, als meiden.”

ZOUDEN JULLIE ZONDER ELKAAR OOK VOOR DE ZORG HEBBEN GEKOZEN?

HELEEN: „Als kind wilde ik, vanwege mijn moeders werk, later ook met baby’s werken. Maar ik deed vwo en dan word je niet zo snel kraamverzorgster. Ik heb toen getwijfeld tussen geneeskunde of verloskunde. Het werken met baby’s gaf de doorslag. Dat, en het feit dat die opleiding maar drie jaar duurde.”
NELLY: „Ik deed hbo verpleegkunde en kon me specialiseren in neonatologie. Jij, Heleen, hebt me toen gestimuleerd om dat te doen.”
HELEEN „Er was best veel interesse in die specialisatie, dus ik heb voor Nelly een brief geschreven met motivatie, waarbij ik gebruikmaakte van de kennis die ik had van mijn opleiding.”
NELLY: „Toen ik nog op de middelbare school zat, werd ik al door mijn moeder en Heleen aangestoken met het zorgvirus.”
MARIJE: „Zorgen zit mijn moeder in het bloed. Ze staat altijd voor anderen klaar. Dat krijgen wij wel als voorbeeld mee.”
MARIJKE: „Ik liet ze al jong voor een goed doel langs de deuren gaan om boodschappen op te halen. Dan liepen ze daar, met de bolderkar.”
NELLY: „En we hebben bij heel Katwijk opgepast. Zocht iemand oppas, dan zei mijn moeder: Mijn dochters kunnen wel komen.”
HELEEN: „Ik paste in groep 8 al op kinderen. Zat ik daar met een huilende baby.”
MARIJKE: „Jij was altijd al gek op kinderen. Je wilde er vroeger zelf minstens vijf of zes. Je hield in de weekenden soms een heel gezin draaiende waarvan de ouders even weg waren. Dat vond je geweldig.”

OVERWEGEN JULLIE NOG WELEENS IETS ANDERS TE GAAN DOEN?

NELLY: „Ik ben zeven jaar geleden aan het werk gegaan op neonatologie en zal daar niet snel meer weggaan.”
MARIJE: „Ik heb wel getwijfeld. Niet dat ik uit de zorg weg wil, want ik vind het leuk om met mensen bezig te zijn. Maar ik heb ook een creatieve kant.”
HELEEN: „Toen jij zag hoe enthousiast wij waren over de zorg, werd jij dat ook.”
NELLY: „Het past je wel.”
MARIJKE: „Jij bent een heel zorgzaam persoon.”
MARIJE: „Nu ik ouder word, ontdek ik wel dat er nog veel meer leuke beroepen zijn.”
NELLY: „Dat heb ik niet. Ik vind mijn werk geweldig.”
HELEEN: „Ik zou niets anders meer kunnen. En het past bij mij. Onze zeven nichtjes van mijn moeders kant hebben overigens ook een aan de zorg gerelateerd beroep. Dus wie weet, zit het toch in de genen.”

EN DE NADELEN DIE BIJ HET WERK IN DE ZORG KOMEN KIJKEN?

HELEEN: „Het is hard werken.”
MARIJE: „Soms tot tranen aan toe. Je hebt, zeker in coronatijd, meer te maken met agressie van patiënten. Dat is wel lastig. Het is voor ons heel fijn als mensen dankbaar zijn voor wat je voor hen doet. Maar dat verschilt per persoon. Sommigen waarderen het niet, anderen juist heel erg.”
HELEEN: „Op vervelende dagen ga ik door omdat er ook mensen zijn die hun waardering uiten. Soms krijgen we een kaartje of zelfs een cadeautje. Die kaartjes, daar doe je het voor. Dat is het fijnst.”
NELLY: „Die zijn bij ons haast standaard. En we krijgen vrijwel iedere week taart van ouders.”

JULLIE HEBBEN SAMEN OOK EEN STICHTING.

HELEEN: „Stichting Labourward. We zamelen spullen in voor ziekenhuizen in Ghana. Een aantal keren hebben we samen met stichting Open Hearts for Kids een Ghanees kindje met hartproblemen naar Nederland kunnen halen voor een operatie. Maar die stichting is opgeheven. Er is nog één kindje dat op de lijst staat om geopereerd te worden. In mei gaan we naar Ghana en dan hopen we het mee naar Nederland te nemen. Het geld voor deze operatie moet nog ingezameld worden, maar dat komt altijd goed.”
MARIJKE: „In Ghana bezoeken we verder de kindjes die we daar hebben leren kennen, helpen we met het bouwen van waterputten en een huis.”

WAAROM ZIJN JULLIE DAARMEE BEGONNEN?

HELEEN: „Dat is ontstaan toen ik daar een aantal jaren geleden als verloskundige werkte. Ik kreeg het verzoek een kindje te vinden dat erg geholpen zou zijn met een hartoperatie in Nederland, omdat sommige operaties in Ghana niet uitgevoerd kunnen worden. Er was een meisje met een hartafwijking dat op onze compound rondliep. Ik ben naar de moeder gegaan en heb gezegd: Een heel rare vraag misschien, maar ik hoorde dat jullie meisje een hartafwijking heeft en een operatie nodig heeft die in Ghana niet gedaan kan worden. Mag ze in Nederland geopereerd worden? De moeder begon gelijk te huilen. Wat bleek: die moeder had een hele periode gevast en gebeden. Totdat haar pastor kort daarvoor tegen haar had gezegd: Stop nu maar met huilen, God zal iemand naar jullie toe sturen en die gaat haar helpen.”
MARIJKE: „Het was een heel mooi meisje van bijna 3. We hebben haar meegenomen, en toen we van Schiphol wegreden zat ze op de achterbank van de auto te zingen: „There is power in the Name of Jesus.””
MARIJE: „In Nederland bleek dat haar aorta op springen stond.” Ze laat een scan van de aorta zien
„Kijk. Deze lijn is haar aorta en zou rechtdoor moeten lopen. Maar zie je deze enorme versmalling? Zo dicht zat die slagader al.”
HELEEN: „Ze kon daardoor maar heel weinig en werd gepest. Wisten de andere kinderen veel dat ze zo ziek was dat ze elk moment kon neervallen.”
MARIJE: „Na de operatie hebben de ouders het kindje Miracle Marijke genoemd, naar mijn moeder.”
MARIJKE: „Tot op de dag van vandaag hebben we contact met het gezinnetje en proberen we hen te helpen.”
HELEEN: „Ze is ons zusje geworden.”

JULLIE ZIJN NOG STEEDS ACTIEF IN GHANA?

HELEEN: „De situatie in de ziekenhuizen daar is over het algemeen heel slecht. Toen ik daar kwam, was er bijna niets. Infusen werden geknipt met scheermesjes. Verlosbedden vielen van ouderdom uit elkaar. Er was geen reanimatiemateriaal aanwezig. Ik hield daar blogs over bij en mijn familie werd geraakt door die verhalen.”
MARIJE: „Toen mijn moeder van de situatie in Ghana hoorde, ging ze volle bak voor de stichting aan de slag. En dat doet ze nog steeds, samen met haar vriendin Willeke. Door het verkopen van makreel bijvoorbeeld, of sinaasappels en aardappels en het houden van fairs.”
MARIJKE: „Als je weet hoe het leven daar is, ga je ervoor. Dat is ook zorg.”
HELEEN: „We regelen en versturen verlosbedden en andere spullen uit Nederland. Door de jaren heen is de situatie in het ziekenhuis waar ik ben geweest gelukkig verbeterd, maar toch is het sterftecijfer op de kraamafdeling nog veel te hoog. Het gaat voornamelijk om kindersterfte, al zijn er ook meerdere moeders overleden door gebrek aan goede materialen. Zo is er een keer een vrouw doodgebloed doordat er geen bloed in het ziekenhuis voorradig was. Zoiets raakt iedereen.”

WAT ALS JE KON KIEZEN: HIER IN DE ZORG WERKEN OF IN GHANA?

HELEEN: „Mijn passie ligt meer in Afrika dan in Nederland. Je doet daar wat je kunt en de mensen zijn altijd dankbaar. Je kunt daar als verloskundige zo veel betekenen. Dat mis ik hier weleens, het gevoel dat je echt nodig bent.”

beeld: Tineke van der Eems

Smaakt Terdege naar meer?

En wil je de andere artikelen ook graag lezen?

Terdege-portfolio-nummer-12

Auteur

Jacomijn Ariakhah

Volg ons lifestyle platform op instagram.