Geen dominee, maar dienaar - Terdege

Geen dominee, maar dienaar

ds._vergunst_IMGL8393

Hij weet zich geroepen om het Evangelie te verkondigen, maar een dominee voelt ds. A.T. Vergunst zich niet. Wíl hij ook niet zijn. Daarin weet hij zich gevormd door zijn vader, over wie onlangs een biografie verscheen. ”Ik herken mezelf heel sterk in hem, vooral in zijn periode als jong predikant.”

Hij is net terug uit Nieuw-Zeeland. Sinds ds. A.T. Vergunst (58) zijn gemeente in dit werelddeel verwisselde voor Waupun, een dorp in de Amerikaanse staat Wisconsin, reisde hij minstens één keer per jaar voor enkele weken naar Carterton. Om er te preken, pastorale bezoeken af te leggen, deel te nemen aan een driedaags jeugdkamp en kinderen en kleinkinderen te bezoeken. Zo bestendigde hij de band met de kleine kudde aan de andere zijde van de wereld. „Een leuke bijkomstigheid was dat ik even de kou kon ontvluchten. Het is hier nu 25 graden onder nul, in Nieuw-Zeeland 30 graden boven nul.”

Binnenkort bent u weer predikant in Carterton. Hoe ervaart u dat?

„Het geeft gemengde gevoelens. Ik verlang ernaar om het werk daar op te pakken en verder uit te breiden, in de hoop dat de Heere me daarvoor wil gebruiken. Tegelijk is het heel pijnlijk om de gemeente van Waupun, die bijna net zo geïsoleerd is als die in Nieuw-Zeeland, achter te moeten laten.”

En een aantal kinderen.

„Inderdaad, er blijven vijf kinderen achter in Michigan en Wisconsin. Een aantal van hen is getrouwd, maar onze dochter van 18 laten we met zorg achter. Op die leeftijd heb je je ouders nog nodig, maar ze wil vliegtuigtechniek gaan studeren. Daarvoor is in Nieuw-Zeeland geen opleiding. Onze jongste zoon gaat mee naar Nieuw-Zeeland, waar twee getrouwde kinderen, een pleegdochter en onze acht kleinkinderen wonen. Dat is weer een voordeel: we krijgen de kleinkinderen dichtbij.”

Wat betekent het om zo'n gedeeld gezin te hebben?

„Dat is een stukje kruisdragen. Ik mag erin berusten vanuit de wetenschap dat de Heere ons geen gemakkelijk leven belooft. Het volgen van Hem vraagt offers. Wanneer zullen wij ooit met al onze kinderen en kleinkinderen een familiereünie hebben? Misschien gebeurt dat nooit in mijn leven.

Ze worden allemaal ouder, krijgen kinderen en het reizen met een gezin is duur of het past niet in de agenda. Ik ben overigens niet de enige die dit heeft. Mijn moeder moest van 1981 tot 2003 wachten eer ze al haar eigen kinderen weer eens om zich heen had.”

Hoe beleven uw kinderen het?

„Die klagen er nooit over. Ze hebben altijd geweten dat ik deze weg niet uitkoos, maar dat het de Heere is Die me daarop leidde.”

Ook uw vrouw gaat con amore mee?

„Ja, die is weer helemaal ingewonnen. Anders had ik het beroep denk ik niet aangenomen.”

Wat heeft het trekken van continent naar continent met u gedaan?

„Het heeft me enorm verbreed in mijn visie en mijn denken over het Woord van God, dat voor alle continenten en culturen dezelfde boodschap heeft. Waar mensen ook wonen, ze worstelen met de problemen waar ook Noach, David en Salomo al mee worstelden, omdat de wezenlijke vragen gelijk blijven. Door de geïsoleerde positie van de gemeenten in Carterton en Waupun bouwde ik ook buiten mijn eigen kerkelijke denominatie contacten op. Kerkmuren zie ik niet, zoals ook mijn vader die niet zag.

In de loop der jaren zijn buitenkantdingen voor mij minder belangrijk geworden en werd de Schrift steeds meer de enige norm. Daardoor beweeg ik me gemakkelijk in andere kerkelijke verbanden en kan ik me zelfs thuis voelen in kringen waar de dingen wat anders gebeuren dan wij gewend zijn. Wezenlijk is voor mij dat ik bij mensen de vreze Gods proef en de Bijbelse kernwaarheden herken. Die staan als een rots, maar veel dingen op het kerkelijk erf zijn bijzaken en moeten dat ook blijven. Een andere liturgie kan op z’n tijd heel verfrissend zijn.”

Is ook uw prediking veranderd?

„Zie ik terug op mijn eerste predikpogingen, dan denk ik: och arme mensen, hoe hebben jullie het uitgehouden. Ik stopte veel te veel in één preek. In de loop van de jaren heb ik geleerd eenvoudiger, directer en dichter bij de Bijbel te preken. Wat staat er precies in deze tekst en wat betekent dat voor ons in deze tijd?

Door het werk in verschillende culturele omstandigheden gebruik ik nu ook minder het jargon waarmee ik ben opgegroeid. Eerbied in de eredienst is uiterst belangrijk, maar we moeten Gods Woord in eenvoudige, dagelijkse, begrijpelijke taal brengen. Ik heb me erop toegelegd zo te preken dat kinderen me begrijpen, ook als het over diepe dingen gaat. Dat is heel moeilijk. Ik heb daarbij het voordeel dat ik mijn loopbaan in Amerika begon als onderwijzer. Heel leuk, gisteren kreeg ik een mailtje naar aanleiding van een voor kinderen bestemde preek over Handelingen 3, die ik in Californië hield. De persoon die mailde, 66 jaar oud, sprak zijn dank uit voor de eenvoud van de boodschap uit het Woord, die hem had geraakt.”

In uw preken lijkt u met de gemeente in gesprek te gaan.

„Dat is goed opgemerkt. Een preek is een dialoog, al praten de mensen niet hardop terug. Bij de voorbereiding van een preek zie ik de hoorders voor me. Wat denken ze, zullen ze dit deel van de preek begrijpen, zal het reactie oproepen? Dat heb ik geleerd van Paulus. In zijn brieven is hij de lezers steeds een stapje voor. Hij schrijft iets, overdenkt wat de mensen daarvan zullen vinden, komt vervolgens met een toelichting of een nieuw argument als antwoord op een onuitgesproken vraag of tegenwerping. Ik denk dat je preek daardoor meer aansprekend wordt. Je praat niet over of tegen, maar mét de mensen over de boodschap die God ons geeft.”

Waarbij u zich soms kwetsbaar opstelt. Doet u dat bewust?

„Nee, maar ik hoor het vaker. Ik wil dicht bij de mensen staan en voel me niet boven hen verheven. Ik worstel namelijk met dezelfde vragen, dezelfde zorgen, dezelfde zonden. We zijn allemaal van dezelfde lap gesneden, in Adam van God afgevallen, en worstelen in het geestelijke leven allen met inwonende zonden.”

U voelt zich geen dominee?

„Totáál niet. Ik voel me een zondaar die God wil gebruiken om Zijn boodschap aan anderen door te geven. Bij mij heeft dat een officiëler karakter, door mijn ambt, maar het is de roeping van elke christen. Ik ben sterk geraakt door Luthers visie op roeping. God werkt Zijn plan uit en daar gebruikt Hij de bakker voor, de slager, de timmerman, het melkmeisje... God melkt de koe door middel van dat meisje om ons de melk te geven. Zo gebruikt Hij ook een instrument om Zijn Woord te verkondigen. Ik heb niets met die domineescultuur, daar wálg ik van. Predikanten hebben zeker een bijzondere taak van de Heere gekregen, maar het blijven voor het overige gewone mensen. Zie ons alsjeblieft ook zo.”

Vindt u het belastend als mensen tegen u opkijken?

„Heel belastend. Daarom negeer ik het. Ik herken me in mijn vader, die heeft ook nooit domineetje willen spelen, ondanks alle aandacht die hij kreeg. Ik vraag de Heere regelmatig om me laag bij de grond te houden, zodat ik me niet iets gaat verbeelden. De domineescultus is heel gevaarlijk voor ons arglistig hart.”

Is die cultus ook gevolg van het feit dat mensen door een curatorium het stempel van bekeerd, geroepen en gezonden krijgen opgedrukt?

„Dat speelt zeker mee. Als je het curatorium weet te passeren, bén je wel wat. Nadat ik was aangenomen merkte ik meteen dat de mensen om me heen anders naar me keken. Dat legt een druk op je waartegen je bestand moet zijn. Heel gemakkelijk laat je je in een keurslijf drukken, geestelijk en als persoon. Die sfeer wordt nog versterkt door het feit dat we in de Gereformeerde Gemeenten veel te weinig predikanten hebben. Dat maakt ons bijzonder. We hebben weinig nodig om trots te worden, de trots wordt nog eens aangewakkerd door de kerkelijke cultuur. Het idoliseren van dominees door mensen is hún zonde, het is onze zonde als we dat mooi vinden. Je moet ertegen strijden.”

Komt u deze cultuur ook buiten reformatorische kring in Nederland en Amerika tegen?

„Niet op deze manier. Daar bestaat soms het gevaar dat voorgangers in het andere uiterste vervallen en zich in korte broek en met een baseballcap op straat begeven. Dan ga je naar mijn mening veel te ver. Onlangs was ik op een conferentie in New York voor gereformeerde voorgangers van verschillende kerkgenootschappen. Iedereen zag er netjes uit, de sprekers droegen een kostuum met stropdas. Dat getuigt van een stijl die ik niet graag zou prijsgeven.”

Hoe waardeert u speciale ambtskledij?

„Op zichzelf niet negatief. Als ik op een luchthaven kom, herken ik de piloten aan hun uniform. Zo kan het zinvol zijn dat een predikant in functie als zodanig herkenbaar is, maar ik heb er geen behoefte aan om ook thuis een zwart pak te dragen. De priesters trokken hun witte kleding aan voor het werk in de tabernakel, niet in de thuishaven. We moeten voorkomen dat de gemeenteleden ambtsdragers als bijzondere mensen gaan zien.”

Voelt u zicht eenzaam in uw eigen kerkverband?

„Het predikantsleven heeft overal iets eenzaams. Je moet een zekere afstand houden van de mensen in je eigen gemeente. In Amerika voel ik me dubbel eenzaam, omdat er weinig wezenlijk contact is met de meeste medebroeders binnen mijn eigen kerkverband. Onlangs woonde ik een predikantenconferentie van een kleine gereformeerde denominatie in Hongarije bij. Via Kom over en help was me gevraagd daar te spreken. Wát een weelde om een weekje met deze mannen op te trekken en te zien hoe ze met elkaar omgaan. Dat heb ik in mijn eigen denominatie nooit meegemaakt. Als ik in Nederland ben, bezoek ik altijd graag een paar medebroeders, maar we doen veel te weinig gemeenschappelijk. Samen een aantal dagen nadenken over de prediking en met elkaar over geestelijke dingen spreken, dat kan geweldig bemoedigend en versterkend zijn. Met een aantal collega’s ben ik in gesprek om te bezien of zoiets ook vanuit ons eigen kerkverband eens kan worden georganiseerd.”

U verwees een paar keer naar uw vader ds. A. Vergunst, hoe was uw relatie met hem?

„Heel goed. Vooral de laatste tien maanden van zijn leven, toen hij weer predikant in Amerika was, groeide er tussen ons een diepe band. In die periode van mijn leven ben ik door de Heere zoekend gemaakt en liep ik met veel vragen. We schreven elkaar lange brieven, soms twee in een week, omdat ik in Nederland achterbleef. In de zomer voordat hij stierf ben ik anderhalve maand in Amerika geweest. Het bleek heel moeilijk om ons gesprek mondeling voort te zetten, op papier ging dat veel beter. In het vliegtuig op weg naar huis zat ik alweer te schrijven. Die ervaring heb ik meer dan eens gedeeld met jongeren die het moeilijk vinden om met hun vader over geestelijke dingen te spreken. „Schrijf hem eens een brief.” Fysieke afstand kan het contact vergemakkelijken en verdiepen.”

Hoe beleefde u zijn onverwachte overlijden in 1981?

„Mijn leven lag totaal overhoop. Hij was mijn anker en vraagbaak geworden, zeker in dat laatste jaar. Met alles kon ik bij hem terecht. Dat was ik ineens kwijt. Ik kwam in een gat terecht dat de Heere heeft willen gebruiken om me dichter bij Hem en Zijn Woord te brengen. Later ging ik me pas goed realiseren hoe groot de invloed van mijn vader in ons leven is geweest. Hij heeft mij jaloers gemaakt op het leven met God, door de liefde waarmee hij over zijn Meester sprak. Zijn werk zag hij echt als een liefdedienst. Ik mis hem nog steeds. Dat merk ik vooral nu ik het recent verschenen boek over zijn leven aan het lezen ben, een eerlijke biografie, die ook zijn zwakheden toont. Er staan veel dingen in die ik niet eens wist. Destijds schonk ik weinig aandacht aan al het geharrewar waar hij mee bezig was. Ik herken mezelf nu heel sterk in hem, vooral in zijn periode als jong predikant.”

In welk opzicht?

„In zijn betrokkenheid op het geheel van de samenleving, waarin we als een lichtend licht en een zoutend zout moeten zijn. En zijn visie op de prediking, het aanbod van de genade en de betekenis van Gods beloften. Vooral de eerste jaren van zijn ambtelijke loopbaan wist hij zich gedrongen tot de verkondiging van het Evangelie vanuit het besef dat prediking bediening van de verzoening is. Dat bruist ook in mij. Ik voel me een ambassadeur van de Heere Jezus, geroepen om ook anderen te bewegen tot Hem te komen.”

Bij het ouder worden ging uw vader wat anders preken?

„Dat valt niet te ontkennen. Hij werd steeds meer een centrale figuur binnen zijn kerkverband. De wens om de verschillende flanken te verbinden, op zichzelf een goede zaak, ging ten koste van de vrijheid waarmee hij eerder het Evangelie bediende. Het was de prijs die hij betaalde voor de positie die hij kreeg. Dat heeft hij volgens mij ook aangevoeld. Hij moet er innerlijk ongelukkig mee zijn geweest.”

Er werd gezegd dat hij in 1981 naar Amerika is gevlúcht?

„Dat zou weleens zo kunnen zijn, ja. Hij stond onder grote druk. Ik kan niet tippen aan zijn wijsheid en mensenkennis, maar ik vind het jammer dat hij soms te veel de kool en de geit probeerde te sparen en dingen achter de schermen ging regelen. In zijn situatie kon het wellicht niet anders, maar ik ben daar wars van. Wat niet wegneemt dat ik met grote achting aan hem terugdenk.”

Niemand anders heeft u zo sterk gevormd?

„Dat kun je wel zeggen, denk ik. Daarnaast ben ik heel sterk gevormd door de puriteinen, die ik leerde kennen nadat ik als onderwijzer in Kalamazoo ging werken, een halfjaar na het sterven van mijn vader. Hun geschriften hielpen me in het begrijpen van het Evangelie en inspireren me nog steeds in de prediking ervan.”

Voelt u zich nog Nederlander?

„Ik ben in Nederland opgegroeid, dat raak je niet kwijt, maar intussen ben ik ook sterk geworteld in de Angelsaksische wereld. Mijn indruk is dat ik me nu in Nederland maatschappelijk en sociaal toch wat beklemd zou voelen. Mijn vader, die zijn ambtelijke loopbaan in Amerika was begonnen, bleef ook terugverlangen naar het grootse en het weidse van dit land. In dat opzicht ben ik sterk eensgezind met hem. Pionierswerk ligt me wel.”

U mag nu weer naar Nieuw-Zeeland

„Ja, dat voelt als thuiskomen, al zullen er geen wittebroodsweken zijn, want ik ken ook de zwakke kant van de gemeente. Het is mijn gebed dat Woord en Geest weer mogen samenbinden, dat was zeker de vrucht van mijn eerste diensttijd daar. Ik ervaar het als heel bijzonder dat mijn vader menselijkerwijs de hand had in het ontstaan van die gemeente. In de kerkenraadskamer hangt een door hem ondertekende brief van het Deputaatschap Buitenlandse Kerken van de Gereformeerde Gemeenten. Dat speelde een actieve rol bij het uitzenden van evangelist J.J. Groen naar Nieuw-Zeeland voor het werk onder Nederlandse immigranten van reformatorische afkomst, uit verschillende kerken. Die diversiteit gaf onderhuids wel wat spanningen, maar die zijn door Gods genade verdwenen in de jaren dat ik er mocht dienen. Ja, Carterton is een plaats waar ik met mijn overtuiging en karakter goed pas. Ik ben dankbaar dat God me weer daarheen wilde leiden.”

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.