Het verongelukken van haar moeder, op Haïti, zette een blijvend stempel op Annet Kik-Post. De herinnering aan alle verlieservaringen die ermee verbonden zijn, doet nog steeds tranen vloeien. Van verdriet én verwondering. „Mijn leven had heel anders kunnen lopen.”
„ Mijn vroege jeugd ligt in Den Helder. Net voordat ik daar naar school zou gaan, zijn we naar Haïti verhuisd. Mijn ouders, destijds allebei verpleegkundige, werkten er zes jaar voor Woord en Daad. In plaats van naar een school in Den Helder ging ik naar een Amerikaanse evangelische school voor kinderen van expats, in Port-au-Prince. Er woonden toen veel Amerikanen op Haïti. Amerika probeerde het land aan zich te binden, omdat Rusland Cuba als bondgenoot had.
De start was een beetje heftig. Ik sprak de taal niet en brak op een van de eerste schooldagen mijn arm. Toch voelde ik me niet onbegrepen. Ik kon aardig duidelijk maken wat ik wilde zeggen en met de school had ik het niet beter kunnen treffen. De sfeer was er heel warm. Ook als gezin hadden we een fijn leven.
Nu ik er vanuit het perspectief van volwassene naar kijk, weet ik niet of ik er zelf voor zou kiezen met kleine kinderen. Het was een rauwe wereld. Je groeide op tussen armoede, verdriet en gevaar.”
Vroeg wijs
„Ik weet nog dat er een coup was en wagens met soldaten door de stad reden. We stonden er op ons balkon naar te kijken, toen ze begonnen te schieten. Mijn vader sleepte ons razendsnel naar binnen. Buren die gewond waren geraakt, kwamen naar ons toe. Mijn vader en moeder verleenden eerste hulp, verzorgden wonden en probeerden diepe sneden te hechten. ’s Avonds gingen ze naar het ziekenhuis in de stad, om daar bij te springen. Ik heb het goed verwerkt, maar niet elk kind kan deze dreiging aan.
Ja, waarom kon ik het wel aan? Ik denk omdat ik in de basis een gevoel van veiligheid ervaarde: thuis, op school en in de internationale gemeente die we op zondag bezochten. We wisten ons gedragen. Als kinderen kregen we mee dat de Heere voor ons wilde zorgen en zóú zorgen.
Door de omstandigheden was ik vroeg wijs. Je maakte op Haïti dingen mee die zelfs voor de meeste volwassenen in Nederland ondenkbaar zijn. Zo dronk een kindje van onze ”bonne”, het dienstmeisje, op een dag per ongeluk kerosine. We waren er allemaal bij toen het werd begraven. Op een zaterdagmiddag verdronk er in ons bijzijn een jongen in het zwembad. Mijn vader heeft nog geprobeerd hem te reanimeren, maar het mocht niet baten.
Zulke indrukken zetten een blijvend stempel. Ik was me al jong bewust van mijn sterfelijkheid. Toch maakte dat me niet somber. Op school werden we aangemoedigd ons hart aan de Heere te geven. Als kind was ik al met de geestelijke dingen bezig. Zo nu en dan kwamen opa en oma Dankers bij ons op vakantie; soms wel een maand, om de kou in Nederland te ontvluchten. Ik zie me nog op een krukje zitten, terwijl opa me een psalm uit de berijming van 1773 leerde. Die psalmen moest ik ook kennen, vond hij, om niet helemaal los te raken van mijn ”roots”. Ik vond het prima. Voor opa had ik toen al een zwak.”
Afscheid van Haïti
„Op 16 oktober 1989 veranderde alles. Ik was toen tien jaar. De volgende morgen maakte mijn vader ons wakker met het bericht dat mijn moeder de vorige dag was verongelukt. Hij had het pas ’s avonds gehoord. Tijdens een excursie raakte de chauffeur bij wie ze in de jeep zat de macht over het stuur kwijt, waardoor ze in een ravijn stortten.
Ik wilde het eerst niet geloven. Pas langzaam drong de werkelijkheid tot me door. Het was écht zo. Mijn vader vroeg aan mijn zus Jacomijn en mij of we naar school wilden of liever thuis bleven. We kozen voor het eerste. Dat is een goede beslissing geweest. De juf was in tranen, kwam naar me toe en nam me in haar armen. Ik voel het nog steeds. Nadat ze aan de klas had verteld wat er was gebeurd, hebben we samen gebeden.
Mijn vader moest heel veel regelen, want hij wilde dat mijn moeder in Nederland zou worden begraven. Wij gingen tot ons vertrek naar school. De laatste dag hadden alle kinderen cadeautjes bij zich. Ze hadden ook een boekje voor me gemaakt, voor in het vliegtuig. Die wijze van afscheid heeft heel veel voor me betekend.”
Begrafenis
„Wij trokken in bij opa en oma Dankers, voor mij een vertrouwd adres. In vakanties ging ik er soms in m’n eentje of samen met Jacomijn logeren. Toch had ik het heel zwaar toen ik me ging realiseren dat we niet terug zouden gaan naar Haïti. Ik was niet alleen mijn moeder kwijt, maar ook mijn thuis, mijn klas, mijn basis. Alles!
Mijn moeder is in Den Helder begraven. De begrafenis ging in een roes aan me voorbij. Wie de rouwdienst heeft geleid, zou ik niet eens weten. Heel raar, ik herinner me vooral dat ik een hoedje kreeg dat ik heel leuk vond door de roze strik erop. Die werd er door oma af gehaald en vervangen door een donkerblauwe. Al het aantrekkelijk was er ineens af. Later heeft ze de eerste strik er weer aan genaaid. Door het werk van mijn ouders was er een keur aan dominees bij de begrafenis aanwezig, bestuursleden van Woord en Daad.
Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik het leven voort te zetten. Behalve mijn eigen gevoelens en emoties waren er het verdriet van mijn vader, die zijn vrouw had verloren, en van opa en oma, die een kind hadden verloren. Door die opeenstapeling van verdriet was ik in een paar dagen kind af.
Ik voelde me heel eenzaam. Rouw is altijd eenzaam, denk ik. Het is een strijd, een worsteling als iemand wordt weggerúkt uit je leven en je geen afscheid hebt kunnen nemen.”
Flexibel
„Er waren best wel mensen naar wie ik toe kon gaan, zoals mijn vader en mijn grootouders, maar dat deed ik niet, om hen niet te belasten. Ik had het gevoel dat ik hén tot steun moest zijn, door zo min mogelijk aandacht vragen. Nu denk ik: had ik maar een juf gehad zoals die op Haïti. In de achterliggende jaren hebben we meer geleerd hoe belangrijk het is dat kinderen in zulke omstandigheden een veilige plek hebben waar ze hun verhaal kunnen doen. En dat we hen daartoe moeten aanmoedigen. Uit jezelf doe je dat in zo’n situatie niet snel.
Ik ging naar een school in Den Helder. Die stond in een rauwe visbuurt; de meeste kinderen kwamen uit gezinnen die nergens aan deden. Het onderlinge gedrag was er hard, terwijl ik van een heel liefdevolle evangelische school kwam, waar Gods Woord centraal stond. Ik probeerde me te schikken, maar droomde ’s nachts vaak van het leven op Haïti.
Na een paar maanden bij opa en oma kon mijn vader een huis in Den Helder krijgen. Hij ging aan het werk als psychiatrisch verpleegkundige. Tante Alien, een nicht van mijn moeder, zegde haar baan op om voor ons te komen zorgen als ‘nanny’. Daar keken we echt naar uit. We kenden haar al door ontmoetingen in vakanties. Het was een frisse, jonge vrouw, die leuke dingen met ons ging doen. Zij bracht weer vreugde in ons gezin.
Niet zo lang daarna vertelde mijn vader dat ze zouden gaan trouwen. Dat vonden wij prima; voor ons veranderde er niet zo veel. Van Den Helder verhuisden we naar Hendrik-Ido-Ambacht; dat vond ik wel pittig. Weg van opa en oma, maar ik stelde me flexibel op. Het was niet anders.”
Achtbaan
„Op de Stadhouder Willem III school in Hendrik-Ido-Ambacht heb ik groep 8 afgemaakt. Daarvandaan stroomde ik door naar scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam. Het was een soort achtbaan voor me. Het een was nog niet achter de rug of het andere diende zich aan.
Bij de dynamiek van een rouwend gezin kwam die van een samengesteld gezin, want er was intussen een broertje geboren. Uit zijn eerste huwelijk heeft mijn vader drie kinderen, van wie ik de oudste ben. Na mij kwamen Jacomijn en Tiemen. Uit het tweede huwelijk zijn ook drie kinderen geboren: Kobus, Maarten en Jeanne. We zijn er best goed doorheen gekomen, maar zo’n proces is niet eenvoudig. Zeker als kind kun je je er een beetje verloren in voelen. Wat is mijn plek en mijn rol?
Mijn tweede moeder was de stabiele factor. Ze is heel vriendelijk, kalm en evenwichtig, corrigeerde zo nodig mijn vader en had een neutraliserende invloed te midden van alle emoties. Ook Kobus zorgde voor samenbinding. Ik deed in mijn vrije tijd niet anders dan met hem knuffelen en spelen.”
Innerlijke onrust
„Ondanks al dat goede leefde ik met een innerlijke onrust. Door zo’n ingrijpend sterfgeval op jonge leeftijd wordt je leven door elkaar geschud en ontstaan allerlei vragen. Waarom gebeurt dit? Had de Heere het niet kunnen voorkomen? Was de veiligheid die ik altijd voelde wel terecht? In de gereformeerde gemeente van Hendrik-Ido-Ambacht werd ik geconfronteerd met thema’s waarover ik tot die tijd weinig had gehoord, zoals uitverkiezing en zondekennis. Mijn geloofsleven kwam op de zeef. Heb ik op foute gronden gedacht dat God mijn Vader is? Is het heil wel voor mij? Dat is echt een worsteling in mijn leven geworden.
Pas toen ik verkering kreeg met Teus, ik was toen zestien jaar, kwam er weer stabiliteit in mijn leven. Al die jaren ervoor leefde ik met het gevoel losgezongen te zijn. Bij Teus wist ik me thuis en veilig. Met mijn negentiende jaar zijn we getrouwd. Ja, dat heb ik bedisseld. Mijn ouders waren opnieuw verhuisd, naar Hasselt. Ik studeerde in Ede, woonde op kamers en verlangde heel sterk naar een eigen plek voor ons samen. Ik had uitgerekend dat het financieel moest kunnen. De ouders van Teus werden wel enigszins overvallen door het tempo; mijn vader kon het begrijpen. Zijn eerste vrouw stak net zo in elkaar.
We zijn begonnen op een flatje aan de Mijnsherenlaan in Rotterdam-Zuid. Dat vroege trouwen was de beste beslissing van ons leven. Ik hoorde weer bij iemand. Later ging ik beseffen dat het ook heel verkeerd had kunnen uitpakken. Legio huwelijken die zo starten, zijn door de ballast gestrand. Het is genade dat dit bij ons niet gebeurde. We hebben elkaar echt uit Gods hand gekregen en waren elkaar tot steun.
Kort na ons trouwen kwam de volgende ramp op ons pad, zoals opa het noemde. Mijn oom Jonas uit Den Helder, getrouwd met de zus van mijn moeder, werd ongeneeslijk ziek. Regelmatig gingen we bij hem op bezoek. De rouw door zijn overlijden voelden we ook in Rotterdam. Ik probeerde tante Margreet te steunen en er voor mijn nichtje Klaartje te zijn. Die kwam vaak bij ons logeren. Ook tante Margreet is jong aan kanker overleden. Wéér een klap.”
Vragen opgelost
„In mijn huwelijk is er een moment gekomen dat mijn geestelijke vragen werden opgelost. Omdat de Heere Zelf het antwoord gaf, vanuit Zijn Woord. Vanaf het begin van onze verkering hebben Teus en ik veel over de geestelijke dingen gesproken. Ook hij tobde met vragen rond de uitverkiezing en de toe-eigening van het heil.
Mijn vader is een radicale figuur, dus tijdens het eerste gesprek dat ze over de verkiezing hadden, vroeg hij aan Teus: „Ben jij bekeerd?” Dat was confronterend, maar ook goed. Samen gingen we de ”Redelijke Godsdienst” van Wilhelmus á Brakel lezen, om te zien hoe onze reuzen over deze dingen hebben gedacht en geschreven. Ook met mijn vader kon ik er goed over spreken. Beter dan over mijn gevoelens van rouw. Die hielden we allemaal zo veel mogelijk voor onszelf.
Mijn tweede moeder is mijn mama geworden. Zo noem ik haar ook, al is ze vooral een vriendin, met wie ik leuke dingen deel en die ik altijd om raad kan vragen. Over mijn eerste moeder spreken we als Gerdien. Ze is een herinnering geworden, leeft vooral voort in verhalen. Ik ben nu al een stuk ouder dan zij was toen ze verongelukte. Dat maakt je perspectief anders. Uit wat ik van haar heb gehoord, weet ik dat ik in karakter veel op haar lijk. Dat vind ik fijn.”
Vertrouwen
„Via Facebook en Instagram heb ik nog steeds contact met mensen bij wie ik op Haïti in de klas zat, blank en zwart. Internet heeft veel gevaren, maar ik vond het fantástisch dat ik hen langs deze weg weer vond. Een deel woont nu in Amerika. Ik ben nooit terug geweest naar Haïti. Er is veel veranderd; ik vrees dat ik maar weinig van mijn jeugd zou terugvinden. Misschien speelt er ook een zekere angst mee. Nu bewaar ik mooie herinneringen aan het land, dat laat ik graag zo. De situatie is alleen maar verslechterd. Het is er nog gevaarlijker dan destijds.
Met opa Dankers heb ik een bijzondere band. Toen hij nog als voorlichtingssecretaris bij de SGP werkte, hing in zijn kamer in het Kerstenhuis al een enorme foto van mij. Ik was een leergierig kind, daar genoot hij van. Dat zie ik nu in zijn contacten met onze Cathelijne, die veel op me lijkt. Elke avond belt hij even. Drie, vier keer per week heeft hij eerst Cathelijne een poosje aan de lijn. Dan bespreekt hij met haar wat hij in de krant heeft gelezen, of iets taalkundigs, noem maar op.
Ik weet dat zijn einde nadert en geniet daarom te meer van elke dag die we samen nog hebben. Iemand zei tegen me: „Jij stort in als hij sterft”, maar dat verwacht ik niet. Ik weet waar hij naartoe reist. Dan mag je iemand in vertrouwen loslaten.”
Gepolijst
„Alle verliezen hebben sporen bij me nagelaten, maar ook winst opgeleverd in de vorm van levenswijsheid. Door het pijnlijke en eenzame proces van rouwen leer je jezelf en anderen beter kennen. Het is donker in mijn leven geweest, maar ik ben geen treurig persoon geworden. Je bent gelukkiger met kleine dingen en kunt begrip opbrengen voor mensen die boos en opstandig zijn door verliezen. Ik praat dat niet goed, maar die boosheid hoort er wel bij.
Verhalen over rouwverwerking zijn me vaak te gepolijst. Je komt niet zo gemakkelijk tot overgave aan Gods wil. Het is genade als slagen je niet bitter maken. Stel dat ik Teus moet verliezen… Dan weet ik niet of ik nog steeds die overgave heb. Ik probeer niet al te bezorgd te zijn, maar niets lijkt me erger dan het verliezen van je man of een kind. Daar denk ik regelmatig aan. Hoe zou ik er dan aan toe zijn, ook geestelijk? Je krijgt geen antwoord op die vraag zolang het niet daadwerkelijk gebeurt.
Nog vaker denk ik aan mijn eigen dood. Regelmatig zeg ik tegen Teus: „Laten we een rondje doen over de begraafplaats.” Zodat we ook dáár met elkaar zijn geweest en je niet iemand hoeft te begraven op een plek die je volslagen onbekend is. Als ik aan mijn dood denk, tob ik vooral over de pijn die het de kinderen zal doen. Die pijn ken ik uit ervaring. Als het om mezelf gaat, hoop ik dat ik me bij mijn sterven in vertrouwen aan God mag overgeven. Als dat zo is, heb ik het alleen aan Hem te danken.”
Biografie
Annet Kik-Post (43), dochter van Maarten Post en de in 1989 verongelukte Gerdien Post-Dankers, is moeder van drie kinderen in de leeftijd van 5 tot 20 jaar en hoofd hr (personeelszaken) van het Driestar Wartburg College. Echtgenoot Teus Kik doceert godsdienst en geschiedenis aan scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam, onderdeel van Scholengroep Driestar-Wartburg.
beeld: Cees van der Wal
Smaakt Terdege naar meer?
En wil je de andere artikelen ook graag lezen?