Na veertien jaar in het reformatorisch onderwijs maakte André Visser de overstap naar de protestants-christelijke scholengemeenschap De Lage Waard in Papendrecht. Hij weet zich daar aanvaard en gewaardeerd. „Ik probeer mezelf te blijven, maar houd rekening met mijn publiek.”
Met de onderwijskwaliteit van CSG De Lage Waard is niets mis, de behuizing zou beter kunnen. „Het gebouw is rijp voor de sloop”, bevestigt de conciërge die me naar de kamer van André Visser (39) leidt. Door de gang trekken jongeren van allerlei snit en huidskleur, genietend van elkaars gezelschap na een lange tijd van thuiszitten.
Visser geeft leiding aan de vmbo/mavosector van de scholengemeenschap in Papendrecht. In de vierde klas van de havo besliste hij het onderwijs in te gaan, met als vak aardrijkskunde. „Mede door mijn docent aardrijkskunde op de Guido de Brès in Rotterdam. Hij adviseerde me om eerst goed na te denken over de vraag of ik wel leraar wilde worden. Het vak was volgens hem een zaak van de tweede orde. Daarin had hij gelijk. Het is later veranderd in Nederlands.”
Die keus stond niet los van de wijze waarop docent Paul Verkade dit vak doceerde. „Het werk van Godfried Bomans kende hij voor een deel uit zijn hoofd. Op een dag vertelde hij ons het sprookje van Bomans over de rijke bramenplukker. Ademloos zaten we te luisteren. Toen de bel ging, bleef bijna iedereen zitten, afgezien van een enkele barbaar.
Een goede les kun je vergelijken met een goede preek. Je kunt die soms niet helemaal navertellen, maar hij laat een onuitwisbare indruk achter.
Er zit in mij wel iets van een romanticus, dus zo nu en dan schreef ik een gedicht. Op een dag trok ik de stoute schoenen aan en liet ik Verkade wat van mijn werk lezen. Geweldig eng natuurlijk, maar hij vond het interessant genoeg om met andere liefhebbers van poëzie een clubje op te richten, waar we onze eigen dichtsels bespraken.”
Goede balans
Die herinnering onderstreept voor Visser dat onderwijs meer is dan je vak doceren. „Het belangrijkste in dit beroep is oprechte betrokkenheid op jongeren. Een heel mooi boekje over dit onderwerp is ”De weg is naar u toe gekomen”, van de Vlaamse filosoof Piet Raes. Raes laat daarin onder meer zien hoe belangrijk het is dat je je durft open te stellen en bereid bent je door leerlingen te laten vinden, zelfs te laten veranderen.”
In 2002 kon hij als docent aan de slag, nog tijdens zijn studie aan de Hogeschool Rotterdam. „Ik ben aangenomen op het beroepencollege De Swaef, onderdeel van het Wartburg College. Het eerste jaar vond ik tamelijk verschrikkelijk. Als ik met jonge collega’s spreek, vóél ik weer hoe het was. Ik reed mee met een collega uit Sliedrecht. Hij zat veel te praten, ik zei weinig terug. Steevast had ik buikpijn, vooral wanneer we de Ahoyhallen passeerden. Dan waren we er bijna. Ik zie mezelf nóg op een bepaalde klas staan wachten, hopend dat die ene jongen er niet was. Dat lag niet aan die jongen, maar aan mij. In het begin doe je maar wat.”
Op een kwade dag vloog er een in limonade gedrenkte tampon door de klas. „Uiterlijk reageerde ik koel, innerlijk dacht ik: wat dóé ik hiermee? Gelukkig had ik nuchtere collega’s. „Zolang ze je niet horizontaal de school uit dragen, komt het wel goed. Gewoon volhouden.” Ook mijn leidinggevende ging er ontspannen mee om. Uiteindelijk krijg je het ambacht in de vingers. Je moet de goede balans vinden tussen regels en relatie, prestatie en plezier. Als je die niet vindt, kun je beter wat anders gaan doen.”
Lees het hele artikel in Terdege (nr. 25, 1 september 2021).
beeld: Souled Photography