Ze was zestien toen ze voor het eerst de praktijk binnenkwam. Zestien en zwanger. Wel bijna zeventien, zei ze toen we haar NAW- gegevens doornamen. Ze had een vaste relatie, net haar middelbare school afgerond, een zaterdagbaantje en ouders die haar liefdevol opvingen. Voor een tienerzwangerschap was het zo slecht nog niet. Maar ze was een tiener, een jongvolwassene en een meisje in één. Een meisje met een vriendje, en nu een baby in haar buik.
Ik kan mijn moeder alles vragen, vertelde ze, maar ik wil dat zo min mogelijk doen. We gaan dit samen fixen, hij en ik. Oké zei ik, heel goed en dat begrijp ik, dat soort dingen. Want ik begreep het ook echt, ik begreep heel goed dat je als tienermeisje dit wil. Maar ik dacht ook: je komt er wel achter en we komen hier nog wel op terug.
Een tienermeisje dat onbedoeld zwanger is, is een uitdagend iets. De komst van een baby is voor een volwassene al iets groots en ingrijpends. De zwangere tiener moet daarnaast ook nog nadenken over veel andere dingen. Waar en hoe ga je wonen, hoe ga je erkenning en ouderlijk gezag regelen, wie stel je aan als voogd? Als je te jong bent om te trouwen, hoe betrek je dan toch de vader erbij? Hoe ga je het financieel regelen? Hoe zorg dat je bijvoorbeeld je diploma toch nog haalt, ergens ook nog jong mag zijn? Dat soort vragen en vast nog meer.
De zwangerschap verliep heel goed en bijna elastisch. Haar jonge lichaam hielp haar daar ongetwijfeld een handje bij. Ze was heel flink en eigenlijk wilde ze vooral normaal zijn. Ze vond een prenataal huisbezoek goed, maar alleen toen ik zei dat we dat bij alle vrouwen doen die voor het eerst een baby krijgen. Ze wilde in het ziekenhuis bevallen, maar het liefst geen pijnstilling. Borstvoeding ging ze niet eens proberen, dat ging ze gewoon doen. Ik herinner me nog een consult waarin we spraken over de nachten in de eerste tijd na de bevalling. Ze woonde inmiddels zelfstandig in een eigen woongedeelte in het huis van haar ouders. Haar vriend was er vaak, maar ze woonden niet samen. Ze zou dus ook veel nachten alleen zijn. Maar ze zag het allemaal zitten, ze was jong, veerkrachtig een beetje overmoedig, maar vooral heel dapper en positief. En ik liet het zo, niet omdat ik dacht 'het lukt je allemaal wel', maar vooral omdat ik wist dat er een vangnet was. Hulp dichtbij voor als het nodig was. En ik dacht: ik laat het zo, voel je maar krachtig en optimistisch, en door mijn vraag, door het feit dat we dit nu even bespreken, komt er vast een moment dat je hieraan terugdenkt. Je gaat met vallen en opstaan wel leren dat hulp vragen nog veel sterker is dan in je eentje doortobben.
Toen begon de bevalling, op een warme avond in september ging om 22.00 uur mijn telefoon. Ze zei, ik voel wat in mijn buik, maar ik weet niet of het weeën zijn, haar stem klonk gejaagd, een beetje in paniek. Ik reed naar haar toe. Op de rand van haar bed zat ze, opeens zo bang en onzeker en zo timide. Ze had duidelijk weeën en dat vertelde ik haar ook. Toen huilde ze opeens, dat had ik al die maanden niet van haar gezien. En ze zei, ik ben zo bang. En ik weet nog dat ik dacht: niet invullen, laat haar praten. Want het is zo makkelijk om te denken, het is de pijn, angst voor nog meer pijn of voor wat nu gaat komen. Maar dat was het helemaal niet, uit zichzelf vertelde ze al verder. Ik ben zo bang om de baby te gaan zien, zo bang voor dat eerste moment, zo bang dat ik dan niets zal voelen. Haar wil om het goed te doen zat zo diep en daarmee ook haar angst om te falen. Haar angst dat ze geen liefde zou voelen en dus ook geen liefde kon geven. Ik zakte naast haar op het bed en terwijl ik een arm om haar heen sloeg, zei ik alleen maar: ik weet het ook niet. Ik weet niet wat je straks gaat voelen, hoe je op je baby zult reageren. Maar uit alles wat ik in deze ruimte zie, spreekt zoveel liefde. Het knuffeltje in het wiegje, het lieve wollen jasje dat je met zoveel zorg hebt uitgezocht. En het feit dat je hierover nadenkt, je er zorgen over maakt, echt, het stelt mij zo gerust. Het komt wel goed, zei ik toen, toch een beetje cliché, maar ik bedoelde het niet zo. Toen pufte ze weer een wee weg en zei ze met een grimas: eerst maar dit dan hè. Inderdaad zei ik, eerst maar dit.
Uren later, toen ze wee na wee had weg gepuft, had gedoucht, gelegen, gelopen, gehangen, weer gedoucht, ruim een uur geperst, was daar haar baby. En ze zei alleen maar: kom maar, geef maar. En met tranen in haar ogen keek ze me aan en ze zei: hoe heb ik ooit kunnen denken dat ik hier niet van zou houden. Ik glimlachte alleen en ik dacht: wat ben je nu opeens volwassen en zonder twijfel voor honderd procent moeder.