„We geven niet alleen, we krijgen ook veel terug van de geme

„We geven niet alleen, we krijgen ook veel terug van de gemeente”

Ds. en mevr. S.W. Janse- Rijssen- serieklankbordpastorie- RenateBleijenberg (24)

Zes kinderen, de jongste is 2 jaar. Een deeltijdbaan bij De Vluchtheuvel. Een grote kerkelijke gemeente om te dienen. Ds. S.W. Janse en zijn vrouw Abigaïl zijn betrokken en bevlogen. Stilzitten is niets voor hen. In de pastorie van de gereformeerde gemeente in Rijssen-Zuid gaat efficiëntie hand in hand met openheid en gastvrijheid.

Ze hebben net corona achter de rug; voor de tweede keer. De klachten waren nog nauwelijks voorbij of ze stonden aan het graf van Abigaïls moeder, die plotseling overleed. Intussen gaat het werk in de gemeente gewoon door. Maar vermoeid zijn ze wel vanwege de intensieve tijd die achter hen ligt, geven ze toe. Van het afblazen van het interview willen ze echter niet weten. Abigaïl: „Ik kan goed schakelen, dat helpt.”

Norah van bijna 2 jaar scharrelt om hen heen terwijl ze vertellen hoe ze elkaar leerden kennen in de gereformeerde gemeente van Middelburg-Zuid. Zij, afkomstig uit een gezin van thuislezers, zat toen net op belijdeniscatechisatie. Sander werkte als meester in groep 7/8, terwijl Abigaïl een opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige deed. De vonk sloeg over op Bijbelstudieavonden van de kerk.

Hoe kwam het predikantschap op jullie pad?

Hij: „Het verlangen om predikant te worden begon al jong te leven. Het predikantschap was toen nog een heel grote onmogelijkheid voor mij. Ik ben de pabo gaan doen omdat ik altijd heel graag meester wilde worden. Op mijn 20e kwam bij een weekopening in de aula van het Driestar College heel sterk de woorden tot me: „Predik het Woord.” Ik voelde dat dit voor mij was bestemd, al wist ik nog niet hoe. Ik had nog niet eens belijdenis gedaan. Het heeft geduurd tot mijn 25e voordat ik er niet meer onderuit kon en ik bij de kerkenraad een attest heb aangevraagd.”

Zij: „Deze worsteling heeft wel onze verkeringstijd gestempeld. We hadden nog maar kort verkering toen ik voelde dat hij ergens mee zat. Ik vroeg: Houd je nog wel van mij? Toen heeft hij verteld wat er aan de hand was.”

Hij: „Ik wilde er eerst niets over vertellen, omdat ik bang was dat het van mezelf was. Veel mensen hebben een bepaald verlangen om in Zijn Koninkrijk te werken, maar is dat ook een roeping? Toen ik er met Abigaïl over gesproken had, was dat een opluchting.”

Hoe viel zijn roeping bij u?

Zij: „Ik ben best ziek geweest toen ik een jaar of 15 was. Ik heb toen mogen ervaren dat ik heel mijn leven in de handen van de Heere mocht overgeven en Hem gevraagd of ik in Zijn dienst gebruikt mocht worden. Ik wist alleen niet hoe. Als je dan vier maanden verkering hebt en je vriend komt met de boodschap dat hij worstelt met zijn roeping tot predikant, dan is dat heel bijzonder. Ik voelde dat we door Hem bij elkaar waren gebracht.”

Hij: „We bleken allebei het verlangen te hebben om in de dienst van de Heere te leven, terwijl we daar voor die tijd nooit over hadden gesproken. Dat ervaarden we als Gods leiding.”

Zij: „De toekomst beheerste ons leven. Zijn roeping hield hem zowat dag en nacht bezig. Ik heb er Gods besturing in gezien dat onze verkeringstijd al in het teken stond van het predikantschap. Dat bereidde me voor op de toekomst. Want de dienst aan de Heere staat op de eerste plek. Het huwelijk en gezin op de tweede plek, kun je denk ik wel zeggen.”

Hij: „Omdat we zo jong waren, konden we er allebei naartoe groeien.”

Zij: „Ongeveer zes weken voor ons trouwen werd Sander aangenomen bij de Theologische School, drie weken later haalde ik mijn laatste examen voor mijn studie.”

Hoe was de stap naar uw eerste gemeente?

Zij: „Toen we naar ’s-Gravenpolder gingen, was ik vijf maanden zwanger van de vierde. We kwamen in een gemeente met 2100 man terecht en een zee van werk. Hoe we dat gedaan hebben, weet ik achteraf niet meer. Het was een combinatie van gebroken nachten en werkweken van soms wel vijftig tot zestig uur.”

Hij: „Alles was nieuw: de begrafenissen, de huwelijken, de doop-, belijdenis- en avondmaalsdiensten. Ambtsdragers mochten bevestigd worden, ik moest de kerkenraad leiden. Ik zag als een berg tegen dat laatste op; ik ben helemaal geen vergadertijger. Alles moeten leren en voor het eerst doen, dat stempelde die eerste vier jaren in ’s-Gravenpolder. Ook voor mijn vrouw. Soms was ik wel vier of vijf avonden in de week weg. Achteraf was dat te veel, ook al hebben we vanaf het begin af aan vrije avonden ingepland. Dat hadden we van een andere predikant geleerd. Hij had gezegd: Je moet zeggen dat je bezet bent. Vertel alleen niet wat je doet. Want als je niet consequent tijd voor elkaar vrijmaakt, kun je elke avond vullen met werk voor de gemeente.”

Zij: „Hij gaf in het begin aan vijf groepen catechisatie. Dat deed hij graag.”

Hij: „Het herinnerde me aan mijn oude werk.”

Zij: „Gelukkig heb ik altijd voorspoedige zwangerschappen gehad, waarbij ik tot op het laatst goed op de been was. Dat heb ik als een zegen gezien.”

Hoe blijf je in al die drukte op elkaar betrokken?

Zij: „We kijken heel bewust elke week hoe we elkaar vast kunnen blijven houden. Even wandelen, even wat samen drinken.”

Hij: „Rond een uur of tien drinken we altijd koffie. Dan nemen we geen telefoon op. Verder ben ik meestal bij de maaltijden aanwezig en kan ik de kinderen naar school brengen. Ik zit niet in deputaatschappen en maak geen reizen, dat doe ik bewust niet. Ik heb een gemeente van bijna 2800 leden waar ik mijn handen vol aan heb.

Af en toe gaan we samen een dagje of nachtje weg. Het is belangrijk voor ons om zo tijd voor elkaar te hebben, want vaak genoeg wordt er op een ongelegen tijdstip gebeld, of moet ik ineens weg naar een stervende of naar het ziekenhuis.

Verder is voor ons de zaterdag heel belangrijk, omdat zondag een werkdag is waarop ik drie keer preek. Daarom zijn we heel zuinig op de zaterdag en proberen die als rustdag te zien.

Ook vakanties zijn heel belangrijk voor ons. We gaan elke vakantie weg, behalve met Kerst. Dat doen we bewust, want als je niet weggaat, word je toch weer opgeslokt door het werk.”

Wat is de grootste impact van het predikantschap op jullie leven?

Zij, zonder aarzeling: „Het verhuizen.”

Hij: „We gingen eerst van Arnemuiden naar ’s-Gravenpolder. En toen na vier jaar, betrekkelijk snel, naar Rijssen. Een plek waar we nog nooit waren geweest. In het begin hebben we best veel heimwee gehad.”

Zij: „ In ’s-Gravenpolder kon ik de contacten met mijn vriendinnen uit Arnemuiden nog aanhouden. Dat was maar twintig minuten rijden. Maar nu wonen we drie uur van Arnemuiden vandaan.”

Hij: „We gaan ook geen dagjes op en neer. We moeten dan zes uur rijden om er drie of vier uur door te brengen, terwijl ik de volgende dag weer moet preken. Dat vinden we geen optie, ook niet voor onze kinderen.”

Wat doet het met jullie dat u nu weer beroepbaar bent?

Hij: „Dat geeft zeker bij de kinderen spanning, en soms ook wel verdriet. Ze willen hier niet meer weg. De oudste zit op het voortgezet onderwijs en kan best eens opstandig zijn over zijn onzekere toekomst.

We proberen met hen te blijven praten over wat de weg van de Heere is. Aan de andere kant voelen we ook wel aan dat we menselijkerwijs niet steeds kunnen verhuizen. Ook Abigaïl en ik hebben hier ons plekje gekregen, in de gemeente en in het hart van de Rijssenaren.”

Zij: „We zijn in het pastorieleven gaan voelen dat we maar tentbewoners zijn. We zijn voorbijganger en op doorreis. Over drie weken kan hij alweer een beroep moeten aannemen. Tegelijkertijd willen we mild blijven richting onze kinderen, hun niet het gevoel geven dat we hier ieder moment weg moeten kunnen gaan. Hechting is ook gezond.”

Wat doet u in de gemeente?

Zij: „Ik doe zelf zeker twee tot drie bezoekjes per week. Ik ga bijvoorbeeld naar gemeenteleden die kuren ondergaan, weduwe zijn of chronische ziekten hebben. Kraam- en jubileumbezoeken doen we altijd samen, als dit lukt.”

Hij: „Bij psychische nood vraag ik soms of mijn vrouw mag komen. Ze kan me daarin aanvullen.

Ze heeft zo ook haar contacten binnen de gemeente. Want ieder mens heeft sociale contacten nodig. Als Abigaïl bijvoorbeeld haar verjaardag viert, nodigt ze daarom ook altijd een aantal vrouwen uit de gemeente uit.”

De gemeente gaat altijd voor, zei u. Hoe ervaart u dat?

Zij: „Ik sta ergens op de tweede plek. Hebben we een avond vrij maar is er een sterfgeval, dan moet Sander weg. Toch hebben we het heel goed samen, juist omdat we ondanks de drukte elkaar vast proberen te houden. De kleine momenten zijn dan goud waard en geven je het gevoel dat je toch op de eerste plek staat en dat je van elkaar houdt.

Ook mag ik ervaren dat de Heere kracht geeft om de weg te volgen achter Hem aan, al is die niet altijd makkelijk.

Het is een liefdedienst om de voetstappen van Christus te mogen drukken, ook op moeilijke momenten. Om als Maria aan Zijn voeten te zitten en als Martha te dienen.”

Hoe blijf je jezelf in de pastorie?

Zij: „Ik ben gewoon gemeentelid. Naar een verjaardag bij een van mijn buurvrouwen ga ik niet als de domineesvrouw. Dat maakt dat je heel gewoon blijft en op een laagdrempelige manier contact met andere vrouwen krijgt.”

Hij: „We wonen natuurlijk wel in een glazen huis. In het begin maakte die belangstelling me best onzeker. Je komt in een nieuwe wereld terecht, waar je de attractie van je woonplaats bent. Maar we proberen heel nadrukkelijk dicht bij onszelf te blijven. Al wil iedereen dat ik twee hoeden op mijn hoofd zet, ik ben en blijf een dominee zonder hoed.”

Zij: „Ik heb ook geleerd dat ik het niet iedereen naar de zin kan maken. Ik doe wat ik denk dat goed is en wat bij mij past. Een voorbeeld: ik vind het prima als mensen me bij mijn voornaam noemen. Al heb ik er ook geen moeite mee als ze mevrouw blijven zeggen. Ook gemeenteleden mogen zichzelf blijven.”

Hij: „Aan de andere kant is het ook weer goed om een bepaalde afstand te bewaren.”

Zij: „Daarom neemt hij nooit de telefoon op met zijn voornaam.”

Hij: „Heb jij eigenlijk weleens opgenomen met „mevrouw Janse”?”

Zij: „Dat heb ik drie weken geprobeerd, maar dat lukte me niet.”

Wat is onmisbaar in jullie relatie?

Hij: „Mijn vrouw staat naast en achter me, dat is heel belangrijk. En dat we een geestelijke band hebben en zij voor me bidt.”

Zij: „Dat je elkaar tot hand en voet kunt zijn in de zorgen die er zijn en in het pastorieleven. Ik vind het zelf mooi dat ik een hulpverlenersachtergrond heb. Daarmee kun je veel betekenen in de gemeente. En dat hij uit het onderwijs komt, maakt dat hij op didactisch gebied sterk is. Zijn preken zijn eenvoudig en hebben een rode draad.”

Hij: „Mijn vrouw kan goed plannen. Zelf heb ik al verschillende keren een dubbele afspraak gehad, maar Abigaïl heeft een goed geheugen. En heel veel energie. Ze kan veel aan. Ze is erg meelevend. En ze corrigeert mij als dit nodig is. Bijvoorbeeld: let eens op dat derde punt, dat dat niet te kort is. Ze aanbidt me niet.”

Zij: „We zijn allebei flexibel en plannen bij voorbaat al wat ruimer. Als de bel gaat terwijl ik aan het koken ben, zet ik de pitten even uit, want anders verbranden de gehaktballen. Dat is voor niemand een probleem. Als je zelf relaxed bent, breng je dat ook op je kinderen over.”

Hij: „Het pastorieleven is best een stressvol bestaan, maar we proberen er ontspannen in te staan.”

Hoe houdt u alle ballen in de lucht?

Zij: „Door heel bewust te leven. Ik doe tot tien uur ’s morgens het huishouden. Daarna is er tijd voor afspraken in de gemeente. ’s Middags, als Norah slaapt, werk ik als psychosociaal hulpverlener voor De Vluchtheuvel. Als de andere kinderen uit school komen, ben ik er voor hen. Vrienden van onze kinderen zijn altijd welkom. Mijn gezin staat altijd op de eerste plek. Daar heb ik bij de doop ”ja” op gezegd. Mijn werk vind ik waardevol, maar niet ten koste van ons gezin. Elke dag eten we rond vijf uur. Na het eten is er een momentje dat Sander voor de kinderen zorgt en ik bewust voor een stukje ontspanning kies. Daarna ben ik een poos bezig met de kinderen op bed leggen en opruimen.

Aan het einde van de avond kijk ik even in mijn contacten en app ik degenen die dat nodig hebben. Daarna kan ik nog iets voor mezelf doen. We zijn avondmensen, dat scheelt.”

Loopt de emmer weleens over?

Zij: „Ik behandel zelf moeders met burn-outklachten en zie dat er dan meestal een disbalans is tussen energie geven en energie krijgen. Daar ben ik me dus ook extra bewust van. Zelf geniet ik van de gesprekken met gemeenteleden. Daar haal ik energie uit. Ik denk dat dit gewoon bij mij past. Ik heb soms ook heel mooie geestelijke gesprekken. Ik hoop dat de pastorie een toevluchtsoord mag zijn: een Adullam.

En we krijgen er ook op andere manieren veel voor terug hè? Zoals stapels kaarten bij verjaardagen en rond de jaarwisseling. En recent ook weer, bij het overlijden van mijn moeder. Op veel van die kaartjes staat: We denken aan u en bidden voor u. We voelen ons gedragen op die gebeden, ook in drukke weken.”

Hij: „De Rijssenaren zijn voor ons heel gastvrij en gul. Misschien vinden ze het soms lastig om over geestelijke en psychische dingen te spreken, maar in daden zijn ze er voor elkaar. Toen wij corona hadden, werd er bijna elke dag voor ons gekookt.”

Zij: „De pannenkoeken stonden voor de deur en we wisten niet eens van wie ze kwamen. Dat vind ik zo lief.”

Aan het eind van het gesprek komt ze terug op dit thema. „Het is Israëls God die krachten geeft”, zegt ze dan. „Zo staan we in het pastorieleven. Alles door Gods kracht. Dat houdt je klein.”

De bel gaat. Er staat een catechisant aan de deur.

Ds. Janse haalt verontschuldigend zijn schouders op. „Een dubbele afspraak. Zei ik het niet?” Met een lach: „Kun je het even met alleen mijn vrouw af?”

Wat is de kracht van uw man?

Zij: „Dat hij bij de dag kan leven. Daardoor houdt hij het vol en kan hij zo’n grote gemeente aan. En hij is heel toegankelijk, een mens onder de mensen. Hij heeft de gave om een band met gemeenteleden aan te gaan, zodat ze zich gezien weten. Ook de jongelui. Hij ziet bij wijze van spreken vanaf de preekstoel dat een jongen een nieuwe groene trui aan heeft en complimenteert hem daar dan de volgende dag mee. Hij is gesloten over zijn eigen geestelijk leven, maar probeert daar bij catechisanten dan toch in alle eenvoud iets over te zeggen. Dat maakt indruk.”

Hoe zit u onder de prediking van uw man?

Zij: „Gebed is daarin heel belangrijk voor mij. Ik bid thuis voor hem, voor bijvoorbeeld iedere vergadering, maar ook voordat hij de preekstoel op gaat. Dan is iets niet meer mijn zorg, maar heb ik het aan Zijn trouwe zorg mogen overgeven. Dan is het ook niet meer mijn man die daar staat, maar een dominee in dienst van God. Het menselijke valt er tussenuit, dat mag ik dan loslaten.”

Is het leven in de pastorie ook een voorrecht?

Zij: „Doordat we hier in de pastorie geen blijvende standplaats hebben, worden we ervoor bewaard om de pinnen te vast in te slaan.”

Geëmotioneerd: „In een gemeente waarin gemiddeld dertig tot veertig mensen per jaar overlijden, sta je vaak bij het graf. Ik heb het gevoel dat zo veel mensen nog leven voor het hier en nu. Dat grijpt me echt aan. En het verbindt Sander en mij ook met elkaar, dat we samen de nood van deze gemeente mogen dragen.”

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen.

Dit interview stond in Terdege nr. 14, 30 maart 2022.

Auteur

Jacomijn Ariakhah

Volg ons lifestyle platform op instagram.