Een eerste indruk kun je nooit meer overdoen. Toch lukte het prinses Amalia wél, dankzij een vlot geschreven boek van Claudia de Breij. Het beeld dat Nederland van haar had, bleek slechts voor een deel te kloppen.
Aan het Nederlandse hof zijn ze dol op tradities. Dat Amalia rond haar achttiende verjaardag zou meewerken aan een boek vol persoonlijke citaten, was dan ook wel duidelijk. Zowel oma Beatrix als vader Willem-Alexander deed dat op die leeftijd, want onbekend maakt nu eenmaal onbemind. Omdat de prinses de auteur van haar persoonlijke verhaal zelf mocht kiezen, werd er binnen de boekenwereld natuurlijk volop gefluisterd en gespeculeerd. Zou het X of zou het Y zijn? Begin september kwam het verlossende woord. Amalia’s keuze was gevallen op cabaretière Claudia de Breij.
In het boekje met de titel ”Amalia” neemt De Breij haar lezers mee naar het paleis, de koninklijke stallen, de strandtent waar Amalia weleens werkt en haar school. De onderwerpen die aan bod komen, zijn heel divers. Van Amalia’s geloofsbeleving tot het bereiden van cocktails. Het beeld dat Nederland al van haar had (plichtsgetrouw en serieus) blijkt te kloppen, maar tijdens het lezen wordt ook wel duidelijk dat we heel veel ook níét wisten. Zo blijkt ze heus weleens te spijbelen, te ruziën met Máxima, te brommen als ze vroeg moet opstaan en zelfs te vloeken. Het boek van Claudia de Breij is dan ook geen reclamestunt voor de monarchie, maar een persoonlijk portret. Onderstaande citaten vielen op.
Over het geloof: „„Ik heb niet zo’n mannetje in de wolken”, zegt ze. „Het is meer een gevoel dan een bestaand iets. Een lichtpunt.” (…) Ze is „echt niet de meest gelovige persoon”, maar heeft wel het gevoel dat er iets overkoepelends is „dat ik voor het gemak God noem. Maar ik kan er geen naam aan geven, en ik heb die behoefte ook niet.” Soms gebeurt het gewoon, dat ze vraagt: help me even. „Dat vraag ik dan aan... ik weet het niet. Iets. En dat iets noem ik God.”
Over de plicht: „Ik ben een perfectionist, maar het ís nooit perfect. Dus ik probeer het zo te doen dat ik tegen mezelf kan zeggen: ik weet dat ik mijn best heb gedaan.” Ze denkt dat ze het goed doet als ze Nederland kan helpen. „Als ik een nare situatie kan voorkomen door diplomatie. Als ik de wereld een heel klein stukje beter heb gemaakt, dan ben ik blij. Ik ben in dienst van mijn land. Ik geef mijn leven aan Nederland.”
Over haar ouders: „Mijn moeder is echt een maatje voor mij, een soort vriendin, die ziet hoe ik me voel, die er altijd voor me is. Nou ja, aan de ene kant natuurlijk echt mijn moeder, aan de andere kant mijn maatje. (...) Soms word ik, hoe noem je dat, rechtgezet, maar we kunnen ook echt lol hebben samen. Met het hele gezin trouwens, zeker nu mijn zusjes en ik ouder worden. Vroeger waren die serieuzere reizen voor ons als kinderen best saai, maar nu is dat anders.”
beeld: RVD, Frank Ruiter
Over de (koninklijke) juwelen: „Jaaaa! Ik ben dól op tiara’s. Laat me een tiara zien, en ik weet waar die vandaan komt. Alle tiara’s van Europa kan ik herkennen. Vroeger zette ik ze al op, van mijn moeder. Dan stond er een op haar opmaaktafel en dan had ik die direct op mijn hoofd. Ik zat sowieso heel graag in mijn moeders sieraden. Toen ik heel klein was al. Dan was zij zich aan het voorbereiden op een belangrijk diner en riep ze door het huis: „Amalia, waar is die ring?””
Over loerende blikken: „Vond je het eigenlijk een goed idee dat we je die eerste achttien jaar zo veel mogelijk hebben weggehouden van de officiële taken, en van de pers?” vraagt haar vader aan Amalia. Ze denkt er even diep over na. Wat wonderlijk, dit is nogal een wezenlijke vraag – en ik zit hier zomaar bij. Kennelijk is dit het logische moment om die te stellen. Ja, ze vindt het heel fijn. Nu heeft ze nog een beetje privacy, maar na tv-dingen wordt ze altijd meer herkend. „Dat is straks natuurlijk helemaal zo. Dan kijkt iedereen naar je alsof je een goudvis op je hoofd hebt. Dat is nu al zo als ik met mama de stad in ga.”