Wat voor ouder ben jij? Test jezelf!

1. U haalt uw 8-jarige dochter op van een feestje. Haar leuke jurkje zit onder de chocoladevlekken.

a. Hè, hadden de volwassenen niet wat beter op kunnen letten? Dit zou mij nooit gebeuren. (D)

b. Tjonge, wat zal ze het leuk gehad hebben. (I)

c. Wat een rommel, ik zou me schamen als dit in mijn huis gebeurd was. (C)

d. Nou, straks die jurk maar gelijk in de wasmachine doen. Geeft niets. (S)

2. Twee van uw zoons maken om de haverklap ruzie.

a. Daar ga ik een stokje voor steken. Jan mag beneden spelen, Joost boven en over een uurtje ruilen we weer. (D)

b. Ze moeten dit zelf leren oplossen. Als ze er niet uitkomen, hoor ik het wel. (I)

c. Even informeren wat er nu weer aan de hand is, misschien kan ik er wat aan doen. (S)

d. Ik geef ze allebei een time-out. Als ze straks weer beginnen, volgen er nog meer consequenties. (C)

3. Uw kind is net zindelijk, maar plast toch weer in zijn broek.

a. Hè, wat vervelend, ik dacht dat we van die natte broeken af waren. (C)

b. Ach, wat zielig voor haar. Ik zal haar eens lekker met een boekje op schoot nemen (I)

c. Niets aan de hand, kan gebeuren. Daar zijn we ouders voor, om hen te helpen. (S)

d. Oké, kind in de schone kleren, was naar boven en vanaf nu elk uur weer op de wc. (D)

4. Uw dochter en een buurmeisje hebben heerlijk gespeeld, maar wat is het nu een bende in huis.

a. Tja, dat hoort erbij. Straks even samen opruimen. (S)

b. De buurvrouw zal wel denken als ze haar kind straks komt ophalen. (C)

c. Even aanpakken dit. Meiden: spelen mag, maar dit is te gek. Nu gaan jullie eerst opruimen.” (D)

d. Dit was een leuke middag. Wat heerlijk dat ze zo’n vriendinnetje in de buurt heeft wonen! (I)

5. Op school krijgt u te horen dat uw zoon een ander kind geslagen heeft.

a. Dat zal hem berouwen. Slaan doen we niet. (D)

b. Dat lijkt mee niets voor hem. Eens uitzoeken wat daar achter schuilgaat. (I)

c. O nee hè! Ik ga met hem naar het slachtoffer toe om zijn excuses aan te bieden. (C)

d. Even de ouders van het andere kind bellen en kijken of ik dit kan oplossen. (S)

6. Uw dochter haalt dit jaar ineens slechte cijfers voor wiskunde en moppert dat de docent niet kan uitleggen.

a. Gelukkig ben ik goed in wiskunde. Dat komt nu mooi van pas. (S)

b. Dat valt wel op te lossen. Met bijles ofzo. (I)

c. Ik vind het niet goed dat de leraar de schuld krijgt en ga eerst uitzoeken of ze haar huiswerk wel doet. (C)

d. Dat kan toch niet! Als dit klopt, kan de docent er zeker van zijn dat hij hier nog wat over te horen krijgt. (D)

7. Uw zoon ruimt zijn kamer nooit op, ook al vraagt u hem dat herhaaldelijk.

a. Ach, dat deed ik zelf vroeger ook niet. Ik snap dat best. (I)

b. Ik ga naar boven, begin met opruimen en vraag hem om hulp. (S)

c. Hij weet wat de consequenties zijn: een week niet gamen. (C)

d. Ik stop zijn rommel in vuilniszakken en zet die bij de achterdeur. Verrassing. (D)

8. Over het eten wordt er altijd gepiept. Die lust dit niet, een ander dat niet.

a. Ik negeer de kinderen als het hierom gaat. Ze moeten gewoon met de pot mee-eten. (C)

b. Ik kook soms wel drie soorten groente, zodat er voor ieder wat wils is. (S)

c. Geen gezeur aan tafel. Dan kunnen ze naar boven, naar hun kamer. (D)

d. Met wat trucjes en beloftes haal ik ze soms over toch wat te eten. (I)

9. U gaat op bezoek bij uw ouders. De twee pubers willen niet mee.

a. Het is ook een beetje saai. We gaan daarna langs de McDonald’s, dan willen ze vast mee. (I)

b. Jammer dan, maar ze moeten. Opa en oma bezoeken hoort er bij. (D)

c. Ik laat hen thuis en zal wel een goed excuus voor hen bedenken. (S)

d. Ik zou ze liever thuislaten, maar dat vind ik niet kunnen. (C)

10. De kooi van uw dochters hamster is al een week niet verschoond.

a. Als ik naar de buurtsuper ga, plak ik daar gelijk een briefje op: hamster te koop. (D)

b. Ze krijgt tot morgen om de kooi schoon te maken, anders volgen er consequenties. (C)

c. Ik veeg de kooi schoon en neemt me voor een hartig woordje met onze dochter te spreken. (S)

d. Ik pak de hamster met toebehoren uit zijn kooitje en maak kort voordat ze uit school komt een holletje voor hem in het bed van mijn dochter. Dat signaal zal wel duidelijk zijn. (I)

Antwoorden

Daadkrachtig

Vaak antwoord (D) gegeven: De letter d staat voor direct en daadkrachtig. U kunt uw gezin en alles eromheen goed organiseren. U hebt graag de touwtjes in handen en vol zelfvertrouwen neemt u besluiten. U wilt dat uw kinderen direct luisteren en stelt hoge eisen aan alles, ook aan uw kinderen.

Tip: Doe eens rustig aan. Werk aan een gezellig sfeer waarin je ontspannen tijd met elkaar doorbrengt.

Invloedrijk

Vaak antwoord (I) gegeven: De letter i staat voor interactief en invloedrijk. U houdt van gezellige en spontane activiteiten met uw kinderen. De sfeer is belangrijk voor u. U doet van alles tegelijk en kan goed improviseren. Kiezen is lastig, omdat er zo veel is wat u leuk vindt.

Tip: Doe dingen in een rustiger tempo en maak af waaraan u begint. Leer uw kinderen discipline.

Support

Vaak antwoord (S) gegeven: De letter s staat voor stabiel en samen. U bent rustig, relaxed en gaat voor zekerheid. U maakt het uw kinderen graag naar de zin. U bent een dienstbare ouder en bent bereid uzelf op te offeren. U gaat gemakkelijk voor de keuzes die anderen voor u maken.

Tip: Probeer bij keuzes eens te bedenken wat uzelf belangrijk vindt. Soms moet u bereid zijn een confl ict te hebben met uw kinderen.

Consciëntieus

Vaak antwoord (C) gegeven: De letter c staat voor correct en consciëntieus. In de opvoeding bent u erop gericht dat uw kinderen zich goed gedragen. U bent voorzichtig en nadenkend en stelt hoge eisen aan uzelf en anderen. U gaat voor kwaliteit. Het gevaar bestaat dat keuzes te laat gemaakt worden. U hebt tijd voor uzelf nodig om weer nieuwe energie op te doen.

Tip: Goed is goed genoeg. Neem tijd om te genieten en te investeren in de relatie met uw kinderen.