Waarom bidden we met gevouwen handen?

Waarom bidden we met gevouwen handen?

Ds. van Kooten- Elspeet- RenateB _4_site

Onlangs kreeg ik op belijdeniscatechisatie de vraag waarom het vouwen van de handen een van onze gebedshoudingen is. Dat bracht me een beetje in verlegenheid, want het is een buitenbijbelse traditie.

In Gods woord lezen we van knielen, handen opheffen en de ogen opwaarts heffen. In de berijming van Psalm 134 zingen we: „Heft uwe handen naar omhoog, slaat naar het heiligdom uw oog en knielt eerbiedig voor Hem neer.” Ook staande bidden komen we tegen, maar gevouwen handen niet. Ja toch, maar dan heeft het niets met bidden van doen. Het staat in Spreuken 6:10 en 24:33: „Een weinig slapens, een weinig handvouwens, al nederliggende, zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar en uw gebrek als een gewapend man.”

Toch klinkt in vele gezinnen rond de maaltijd: „Handjes samen, oogjes dicht!” Op de lagere school leerde de juffrouw ons zingen: „Handjes gevouwen, / sluit d'oogjes nu / zacht klinkt ons bidden /  Heiland tot U (…)”

Ds. Jac. van Dijk vertelde eens over iemand die zijn arm verloor door een ongeval. De man zei: „Nu kan ik nooit mijn handen meer vouwen”. Ontroerend!

Het vouwen van de handen blijkt te stammen uit de Germaanse en Keltische cultuur. Het was de houding waarmee de vazal tot zijn heer naderde, wanneer deze een gunst wenste te ontvangen. De vazal legde dan zijn gevouwen handen neer in de handen van zijn heer. De Franken, met als belangrijkste component Karel de Grote, die in de middellijke weg een belangrijk aandeel in de kerstening van West Europa had, blijkt dit tot een liturgisch gebaar bij het gebed te hebben geïntroduceerd. Vanaf de middeleeuwen zien we dat dan ook in vele afbeeldingen.

Ik kan nog niet helemaal loskomen van de opmerking waarmee de wijze Salomo gevouwen handen associeert met luiheid. En ook niet van die van Luther tegen Melanchton, toen hij diens stampvolle programma zag: „Filippus, jij gaat dood, omdat je niet meer heilig kunt luieren voor Gods Aangezicht”.  Wat bedoelde de reformator daarmee? We moeten leren stil te zijn voor het aangezicht des Heeren. Het is –opnieuw een woord van Salomo- vergeefs vroeg op te staan, laat naar bed te gaan. De Heere geeft het Zijn beminden als in de slaap. Abraham Kuyper was een geweldig activist. Tot diep in de nacht probeerde hij tevergeefs zijn Amsterdamse collega Lutge mee te nemen in zijn doleantiestreven. Bij zijn vertrek zei hij: „Maar zeg jij dan eens Lutge, zeg jij ’t dan eens, wat moet ik dan doen?” Lutge antwoordde: „Jij moet ophouden het zelf te doen en je moet het aan God overlaten, dat Hij het doe!”

In geestelijk opzicht is dit ook het geval. „Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid”, lezen we in Romeinen 4:5. In Klaagliederen 3:26 luidt de Schrift: „Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des HEEREN.”

Rheinvis Feith zong: „O Gij, die onze schuld woudt boeten / door Uwe gadeloze pijn, / o, Heiland, leer mij aan Uw voeten /  in eigen oog een zondaar zijn. / Bij al mijn deugd, bij al mijn werken, / vind ik geen troost, die mij kan sterken, / geen hoop, dan die ik op U bouw (...)”

Dat is zalig worden met gevouwen handen, als een arme zondaar leven van Christus’ verdienste.

Auteur

Ds. M. van Kooten

Volg ons lifestyle platform op instagram.