Het heilig avondmaal acht ds. M. van Kooten hoog, maar het blijft een teken en zegel bij het Woord. Ook in een avondmaalsdienst dient de verkondiging centraal te staan. „Het is Woord en sacrament, in die volgorde.”
Zijn eerste avondmaalsgang, in de hervormde gemeente van Jaarsveld, staat ds. M. van Kooten uit Elspeet nog helder voor de geest. Kort daarvoor had hij in het openbaar belijdenis van het geloof afgelegd. „In mijn hart lag de behoefte om de dood van de Heere Jezus te gedenken, omdat ik Hem had leren kennen, al moest ik daarna nog veel afleren. Aanvankelijk zat ik een beetje onder een wettische geest. De gordijnen zijn langzamerhand verder opengeschoven.”
Na die eerste keer nam u altijd deel aan het avondmaal?
„Na mijn trouwen een periode niet. Ik had te kampen met onzekerheid. Dat werd versterkt door contacten met gezelschapsmensen. Is het bij mij wel echt? Maar ja, ik hoorde hen nooit zozeer spreken vanuit de volheid die er in Christus is. Op een gegeven moment ging het niet meer over de vraag of ík echt ben. Híj is echt en Zijn Woord is betrouwbaar. Daar gaat het om. Dat ben ik steeds meer gaan zien. We komen niet aan de tafel om daarmee aan te geven dat we zulke grote gelovigen zijn, maar als zondaren die de zaligheid buiten zichzelf in Christus zoeken en steunen op de gewisse belofte van het Evangelie.”
U bleef zich zondaar voelen?
„Absoluut. Toen ik hulpprediker was in Montfoort, bezocht ik een man die graag naar schuurtjes en zaaltjes ging. Door omstandigheden zat hij behoorlijk in de schulden. Toen we daarover spraken, begon hij ineens te huilen. „Ik heb een schuld die nog veel groter is, bij God.” Op dat moment was ik jaloers op hem. Hij zag wat hij miste. Ik zat op dat moment met de vraag: waar is God? Begrijp je? Het vertrouwen op Hem is geen vanzelfsprekendheid. Je moet dagelijks gelaafd worden uit de bron des heils, door het Woord zelf, of dat wat anderen erover schreven. Luther raakt me vaak. Meer dan eens zeg ik: „Dank U wel, Heere, dat U zo’n man hebt gegeven om mij te onderwijzen.” In wat Luther schrijft, herken ik veel.”
Lukt het nu altijd om te steunen op Gods gewisse belofte?
„Er kunnen nevels voor komen. Daarom heb ik gedurig het Woord nodig. In de loop der jaren kwam er wel meer gestadigheid. Je kunt in jezelf blijven wroeten, maar daar ga je nooit iets goeds vinden. Dat vind ik óók zo’n mooie uitspraak van Luther, bij Galaten 4 vers 4 – „En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!” Luther zegt dan: het is geen mens, die „Abba, Vader” zegt. Dat doet de Geest. De duivel roept ons toe wat er allemaal niet klopt. Ons geweten zegt dat we tegen al de geboden van God zwaar gezondigd hebben. Maar de Geest schreeuwt over al die geluiden heen: „Abba, Vader.” Als ik zoiets lees, springt mijn hart op. In Christus is ruimte voor een albederver.”
Wat betekent het om zelf het avondmaal te mogen bedienen?
„Dat is een voorrecht én een verantwoordelijkheid. Je moet de tafel gereedmaken, iets gaan zeggen, waken voor de heiligheid… Soms zou ik weer willen aanschuiven, dat heb ik als predikant nooit meer gehad. Daar staat tegenover dat je namens Christus uitdeler mag zijn van brood en wijn. En van het Woord. Vaak trek ik ook mezelf daaraan op.”
Staat de Woordbediening voor u ook in een avondmaalsdienst centraal?
„Natuurlijk. Het is Woord en sacrament, in die volgorde. De sacramenten zijn zegels bij het Woord, waardoor we de gewisse belofte nog sterker mogen ervaren. Eerst preek ik een halfuur, daarna lees ik het formulier.”
Vindt u het formulier niet lang?
„Belangrijk is dat het rustig en goed op toon wordt voorgelezen, wat mij betreft in z’n geheel in de avondmaalsdienst. Zo heb ik het in al mijn gemeenten gedaan. Het formulier is een eenheid. De zelfbeproeving is in de avondmaalsdienst net zo goed nodig als in de week van voorbereiding.
De inhoud blijf ik prachtig vinden, door de kernachtige uitspraken. Onopgeefbaar vind ik het „nochtans, desniettegenstaande, overmits…” Het nochtans van het geloof. Voor mezelf lees ik ook weleens het door Luther opgesteld formulier. Dat is korter, maar inhoudelijk grotendeels gelijk. Ook hij zet uiteen wat het avondmaal inhoudt en roept op tot zelfbeproeving.”
Hoe was de avondmaalspraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw?
„Een week van voorbereiding was toen niet standaard. In veel gemeenten werd op zaterdagavond de voorbereidingspreek gehouden. In de weken die eraan voorafgingen, trokken de predikant en de ouderlingen de gemeente rond om alle lidmaten uit te nodigen voor de avondmaalsbediening, tenzij ze onder censuur stonden. Dan werden ze opgeroepen tot schuldbelijdenis. Vrijwel alle lidmaten gingen aan.”
Is het winst dat er meer schroom kwam?
„Ds. Catsburg zei eens: „Het is benauwend als er weinig avondmaalgangers zijn en het is verontrustend als er veel zijn.” Dat herken ik. Aan ons is het oordeel niet, maar ik ben bang dat mensen weleens oppervlakkig zijn in het zichzelf mishagen, zoals het formulier het noemt. De schroom om aan te gaan, kan ik beter begrijpen. Vooral de vrees jezelf een oordeel te eten, kan een geweldig obstakel vormen. Dat hoeft niet het gevolg te zijn van de prediking. Toen de latere prof. Van der Linde predikant was in hervormd Lopik, gingen ook daar maar een paar mensen aan het avondmaal.”
Nodigt u uitvoerig of kort?
„Een paar minuten. Bij de laatste tafel wil ik weleens wat meer registers opentrekken. „Is er iets tekort in de Heere Jezus? Zijn de wonden van Hem te klein om erin te kunnen schuilen? Is er nog een Zacheüs die zich verstopt heeft?” Zo probeer ik voor twijfelmoedige mensen barrières weg te nemen, al moet je daar wel mee oppassen. Ik ben Christus niet.”
En die drang kan mensen ertoe brengen om op emotionele gronden aan te gaan.
„Dat is absoluut een risico. Tegelijk is er de opdracht van de Borg: „Dwing ze om in te komen.” Je kunt ernaar verlangen dat mensen met wie je je van harte verbonden voelt, de vrijmoedigheid krijgen om aan te gaan. Ook dat is soms een reden om nog een keer dringend te nodigen. Niet altijd met het beoogde resultaat. Soms komt er juist een ander.
Ik zie het niet als mijn taak om aan de tafel nog een keer ernstig te waarschuwen. Huichelarij houd je met waarschuwen niet tegen. In de voorbereidingsdienst en de doordeweekse samenkomst staat de zelfbeproeving meer centraal. In de avondmaalsdienst probeer ik vooral bezwaren weg te nemen en mensen te lokken.”
Wat te doen als onbekenden aangaan?
„Ik geef vooraf aan dat de avondmaalsbediening bestemd is voor degenen die door de kerkenraad zijn toegelaten. Dat is een bewuste keuze, zeker in zo’n gemeente met veel vakantiegangers. Mensen kunnen elders onder de tucht staan. Bovendien zie ik het avondmaal als een gemeenschapstafel voor mensen die elkaar kennen. Dat vind je ook in het formulier terug: één brood met vele graankorrels; één wijn uit vele druiven.”
Hoe beoordeelt u de avondmaalsgave?
„Daar moet ik niets van hebben. Die leidt af van waar het om gaat en doet denken aan de mis. Ik kom daar niet om iets te brengen, maar om de dood des Heeren te gedenken en iets te ontvangen. Wil je wat geven, dan kan dat bij de uitgang.”
Beleeft u een avondmaalsdienst anders dan een doopdienst?
„Nee, ook dan mag ik erop wijzen dat God in Christus ons altijd voor is. Bij mijn doop stonden er vijf ouderparen voor in de kerk van Jaarsveld om hun kind ten doop te houden. Van die vijf kinderen ben ik als enige bij de dienst des Heeren bewaard. Niet vanwege iets in mij, maar omdat God me een eeuwigheid voor was.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen