Uitgepraat - Terdege

Uitgepraat

jona-site

Het is zo’n anderhalf jaar geleden dat ik een gesprek had met iemand die vroeg hoe het met Jona ging. Ik gaf daar eerlijk antwoord op en legde het een en ander uit. Het was geen mooi verhaal. Het was zorgelijk en eigenlijk best wel verdrietig. Na mijn korte uitleg zei diegene: “Ah, ja, maar komt wel goed, toch?”

Ik was behoorlijk uitgepraat. Het voelde een beetje als een klap in mijn gezicht en tegelijkertijd kwam het besef dat ik het hier dus mee moest doen. Dat sommige mensen de realiteit niet willen horen, liever in hun eigen, veilige en vooral mooie bubbel blijven zitten en het afdoen met een “komt-wel-goed”.

Een doekje voor het bloeden.

Alsjeblieft.

Komt wel goed, schatje.

Was dat niet die Roosvicee-reclame?

Ik zie het niet per se als desinteresse of enkel goedpraterij. Wij mensen zien een ander over het algemeen graag gelukkig en als dat niet het geval is, proberen we elkaar op te peppen of te helpen. Iemand die huilt, troosten we graag door een arm om hem heen te slaan of lieve woorden te zeggen. En dat is goed. Er voor elkaar zijn is iets moois, dat we vooral ook moeten doen.

Maar de vraag is wel: mag het verdriet er ook zijn? Komen we niet te snel met die doos tissues aan om de tranen te deppen? Proberen we niet te vlug iemand op te vrolijken om over te gaan op een ander onderwerp?

Aan mezelf merk ik dat ik het liefst heb dat mensen me met rust laten. Laat me maar lekker huilen. Geen arm om m'n schouder, geen doos tissues, ik droog m'n tranen zelf wel weer. Zelfs bij de psycholoog weiger ik tot op de dag van vandaag één tissue uit haar extra-voordeelbox te pakken.

Ik wil graag dat mijn verdriet er mag zijn en ik wil niet dat mensen proberen met lieve woorden het wat minder te maken, hoe goed bedoeld ook. Ik wil niet het gevoel hebben mee te moeten doen met de rest in de vreugde als ik die niet voel. Ik wil niet de bezorgde blikken, als ik in gezelschap m'n mond houd in plaats van vrolijk praat.

Een hele hoop 'ik wil', maar ik kan het uitleggen: Het is soms al goed voor mij om ergens te zijn. Om mezelf uit te dagen, een kant op te duwen, die ik eigenlijk moeilijk vind. Het 'er zijn' is op dat moment genoeg. Druk praten, me in gesprekken of discussies mengen, is stap twee. Alleen er zijn is al een stap op zich. En als er dan op me gelet wordt, als het opvalt dat ik niet zo aanwezig ben als anders en mensen bezorgde vragen stellen, geeft mij dat het gevoel dat hoe ik op dat moment ben, niet goed genoeg is. Stap één -er zijn- is niet genoeg en aan stap twee ben ik nog niet toe.

Daarom heb ik het liefst dat mensen me maar laten, niet te veel de aandacht op me vestigen, dat voelt ongemakkelijk en maakt me onzeker en kwetsbaarder dan ik al ben. Ik doe mijn best. Ik ben dapper en doe het goed. Laat me maar die kleine stapjes maken, zonder doekjes voor het bloeden.

Ik zie onder ogen dat het verdriet om Jona mijn hele leven beïnvloedt. Dat zal nooit meer weggaan. De gedachte is vaak dat na een half jaar, een jaar of anders zeker na twee jaar het verdriet vervaagt en het gemis met de tijd steeds minder wordt. Mensen zien me lachen, misschien wel leuke dingen doen en dan zijn ze blij me zo te zien. Ze zullen tegen me zeggen: “Wat fijn dat het weer goed met je gaat.”

Daarmee zal ik het moeten doen, denk ik. Wij zijn nog geen twee jaar verder, maar ik zie dit wel bij anderen gebeuren. Ik voel daarbij het verdriet. Zij missen hun kind nog net zo erg, misschien nog wel meer dan eerst. Het verlangen om hun kind even te zien of aan te raken, zal blijvend pijn doen.

Ik zie zelf heel goed dat het er altijd zal zijn. In een vorige blog schreef ik het al.

Al is het honderd jaar geleden dat je je kind verloor, verdriet en gemis zullen er altijd zijn. Ik zal dit mijn hele leven meedragen, ik zal er mijn hele leven om huilen en ik zal nooit meer zo leven als voordat ik Jona verloor.

Niet over Jona en het verdriet praten, geeft mij het gevoel dat het er niet zijn mag, dat ik na het horen van iemands lieve troostwoorden m'n tranen weer moet wegvegen en moet lachen en genieten van het leven. Want het leven moet tenslotte door.

Het leven gaat nooit meer door.

De tijd gaat door, dat wel. De wijzers van de klok blijven draaien. Het wordt vanzelf weer avond, de nacht gaat voorbij en het wordt weer ochtend. Dat zal zo blijven.

Maar het leven?

Nee.

De glans en onbezorgdheid is er voorgoed vanaf.

Vaak hoor ik dat ik met de tijd vast wel weer meer leer genieten - en daar zal ongetwijfeld iets van waarheid in zitten. Maar de glans die de dagen voorheen konden hebben, die zal blijvend missen. Alles waar ik voorheen van genoot, voelt nog steeds wel als tijdverdrijf. En ik denk dat dat ook wel zo blijft, want de glans is verdoft.

Die doekjes voor het bloeden hoef ik niet. Dit komt niet meer goed. En weet je, dat geeft ook niet. Het is oké dat het niet meer goed komt, dat het nooit meer zo wordt zoals het was.

Met Jona's overlijden is er iets van ons heengegaan. Alles ziet er anders uit. Apart is dat. Je kunt met mensen praten, leuke dingen doen, maar uiteindelijk keer je terug naar de plek waar je thuis bent en dus automatisch naar de plek die nooit meer zo thuis zal voelen zonder dat allerliefste jongetje.

Hij ontbreekt.

Het drukke leven ontbreekt, de vroege ochtenden, de slapeloze nachten. Thuis is mijn veilige plek. Gelukkig. Maar het is ook de plek waar ik altijd iets zal missen, waar ik voorgoed een stuk van mijn identiteit mis en waar het nooit meer zo zal zijn zoals toen. Juist thuis. Maar ook elders. Waar ik ook ben, hij is er niet bij. Ik hoef nooit achter hem aan te hollen in de speeltuin, nooit zijn kinderwagen te duwen, zijn hand te pakken bij het oversteken of om een val te voorkomen.

Het gemis en de stilte zullen voelbaar blijven. Dat geeft niet. Ik zou namelijk niet eens willen dat ik kon genieten zoals voorheen, ik zou niet eens meer willen dat ik zo onbezorgd was als voordat dit alles gebeurde. Het is goed zo.

Tijd heelt geen wonden. Ik accepteer het verdriet. Het liefste wil ik Jona terug, maar dat kan niet. Doe me dan maar het verdriet. Want als dat er niet meer mag zijn, blijf ik, denk ik, voor altijd in m'n bed liggen.

Nee, ik zwelg niet in mijn verdriet. Ik ben dapper, sta op en probeer van iedere dag, hoe moeilijk het ook is, iets te maken. Ik ga er op uit, ik zie mensen en forceer mezelf om uit m'n comfort zone te gaan door dingen te doen waar ik eigenlijk bang voor ben. Ik zwelg niet, maar ik heb wel verdriet dat blijft.

Ik hoop dat dat ook mag. Ik hoop dat anderen zullen begrijpen dat het er is, ook al zorgt het tikken van de klok ervoor dat het steeds langer geleden is.

Auteur

Mathilde Beverloo-de Rooij

Volg ons lifestyle platform op instagram.