Teus Dorresteijn: huisarts en hobbyboer

Teus Dorresteijn: huisarts en hobbyboer

spg-18736-Teus-Dorresteijn-19-site

Met passie werkte Teus Dorresteijn ruim dertig jaar als huisarts in Ederveen. Zijn solopraktijk groeide uit tot een kloek gezondheidscentrum. Op 1 april droeg hij zijn deel over aan drie opvolgers. Zelf gaat hij door als parttimer en hobbyboer. „Als kind had ik meer met dieren dan met mensen.”

Villa Ruimzicht is een blikvanger aan de hoofdweg in Ederveen. Het monumentale pand was tientallen jaren het onderkomen van de dokter van het dorp, die praktijk aan huis hield. In 1990 betrok Teus Dorresteijn (64) met echtgenote Hannie en vijf kinderen, onder wie een geadopteerde zoon uit Nigeria, de imposante woning. Daar werden nog twee kinderen geboren. Ook pleegkinderen vonden er een plek, dus de ruimte werd nuttig gebruikt.

De reformatorische huisarts, zoon van een onderwijzer, groeide op in Zeeland. Artsen waren er niet in de familie. „Mijn oma van moeders kant, een boerin, had wel veel interesse voor medische zaken. Ze was in Waarde zo’n beetje de raadsvrouw bij kwalen en ongelukken. Mijn moeder wilde de opleiding tot verloskundige gaan volgen, maar dat plan werd doorkruist door familieomstandigheden. Ze moest voor een oude, hulpbehoevende tante gaan zorgen. Zo ging dat in die tijd.”

Af en toe bezocht de jonge Teus de plaatselijke huisarts, vanwege bloedarmoede. „Het was een grote, extraverte man, tegen wie ik erg opkeek: letterlijk en figuurlijk. Door een vingerprik nam hij wat bloed af. Dat ging in een speciaal apparaatje. Hij deed er wat vloeistof bij, hield het tegen het licht en kon dan de bloedwaarde aflezen. Ik liep toen nog niet met de gedachte ooit zelf huisarts te worden. Als kind had ik meer met dieren dan met mensen.”

Ellebogenwerk

Het was mede door een schoolkameraad van de Guido de Brès in Rotterdam dat hij na het vwo voor geneeskunde koos. „We trokken veel met elkaar op; Adriaan wist al jaren dat hij arts zou worden. Onze vriendinnen, met wie we later trouwden, volgden de opleiding voor verpleegkundige.”

Omdat hij werd uitgeloot, studeerde Dorresteijn tijdelijk aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Het jaar daarop werd hij wel ingeloot. Na afronding van de basisstudie geneeskunde, in 1984, gaf hij enkele maanden les aan een opleiding voor verpleegkundigen.

Vervolgens werkte hij anderhalf jaar als assistent van chirurgen in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland. „Daar werd ik op een gegeven moment benaderd door economisch directeur Otto van de Ridder. Die zat in het zendingsdeputaatschap van de Gereformeerde Gemeenten en vroeg me of ik bereid was om twee jaar naar Nigeria te gaan.

Ik overwoog destijds om me te specialiseren in chirurgie of verloskunde, maar daar zag ik van af omdat het bemachtigen van zo’n opleidingsplaats ellebogenwerk was. Het werd de opleiding tot huisarts. Dan ben je breed bezig en kun je ook wat kleine chirurgische ingrepen en verloskunde doen. Mijn opleidingsgroep bestond voor 80 procent uit mannen. Ze wilden allemaal fulltime gaan werken in een eigen praktijk. Nu is 80 procent vrouw. Het gros wil maximaal drie dagen werken, het liefst niet in een eigen praktijk.”

Tropencursus

De specialisatie duurde maar een jaar. „Je liep een halfjaar mee met een huisarts, daarna had je een sociale stage van twee maanden, de laatste vier maanden werkte je in een ziekenhuis. Ik kwam bij een huisarts in Breskens terecht. De ziekenhuisstage deed ik in Bergen op Zoom op de afdeling verloskunde en gynaecologie.”

Meteen na de opleiding tot huisarts volgde hij in Amsterdam een tropencursus van tien weken. „Begin 1988 vertrokken Hannie en ik met vier kinderen naar Izi, een afgelegen gebied in Nigeria. Ik werkte daar in een kleine kliniek voor basiszorg en heb er veel geleerd, zowel vakmatig als sociaal. Je leert breder te kijken dan alleen naar je eigen cultuur en kerkelijke kring. Voor de kinderen was het een heerlijke tijd. Het is daar altijd zomer en door het tropenrooster hadden ze elke middag vrij.”

De periode in Nigeria ging naar het einde toen zijn opleider in Breskens hem via een brief attendeerde op een vrijkomende praktijk in Ederveen. „Dat hebben we als leiding van God ervaren. Voor telefoneren naar Nederland moest je een paar uur rijden, mailverkeer bestond nog niet, dus de communicatie verliep per post. In februari 1990 keerden we terug naar Nederland, kort daarop had ik een gesprek met de huisarts van Ederveen. Twee weken later kon ik al bij hem beginnen, voor twee dagen per week. Hij wilde graag geleidelijk afbouwen, in een jaar tijd.”

Telefoon

Na dat jaar nam Dorresteijn de dorpspraktijk met 2800 patiënten over. „Er waren meer dan dertig sollicitanten. Formeel bepaalde een vestigingscommissie met afgevaardigden van de burgerlijke gemeente en van huisartsen en zorgverleners uit de omgeving wie de plek zou krijgen.”

De nieuwe huisarts moest het pand met praktijkruimte overnemen. „Daar zijn de meesten op afgehaakt. Ook wij hikten tegen het bedrag aan, maar volgens mijn berekening moest het lukken. Omdat ik al een aantal maanden werkzaam was in de praktijk, en mijn voorganger aangaf graag mij met verder te gaan, ben ik het geworden. Twee ochtenden per week kreeg ik hulp van een vrouwelijke collega die door hem was opgeleid. De twee assistentes werkten om beurten.”

Het was behoorlijk aanpoten. „Ik begon om acht uur met spreekuur; dat ging door tot ongeveer half-twaalf. Dan ging ik visites rijden. Als het druk was, at ik in de auto. ’s Middags hield ik weer spreekuur, tot pakweg halfzes. Tussendoor moest ik soms weg voor een bevalling. Langer durende gesprekken, vanwege psychische problematiek of relatieproblemen, bewaarde ik voor de avond. Dan deed ik ook de administratie. Wat bleef liggen, werkte ik op zaterdag weg.”

De nacht- en weekenddiensten deed Dorresteijn samen met het huisartsenechtpaar in Renswoude. „Het betekende dat ik twee keer per week een avond-/nachtdienst had. Om de week draaide ik een weekenddienst, van vrijdagavond tot maandagochtend. Als ik tijdens diensten op pad was, moest Hannie de telefoon opnemen. Ze kon me waarschuwen via een semafoon, zo’n piepdoosje met een paar codes. Zo nodig klopte ik bij iemand aan met de vraag of ik even naar de praktijk mocht bellen, om te horen wat er aan de hand was. Het was al een hele luxe toen er een huistelefoon met antenne kwam. Daarmee was je ook bereikbaar als je in de tuin zat.”

Gezondheidscentrum

In 1993 nam zijn vrouwelijke collega wegens verhuizing ontslag. „Collega Bertus van Dijk keerde in dezelfde periode terug uit Engeland, waar hij zijn opleiding tot huisarts had gevolgd. Voor twee dagen per week kwam hij bij mij in dienst, de overige dagen hield hij zich bezig met de ontwikkeling van de palliatieve zorg in Nederland. In 1995 zijn we geassocieerd en als maatschap verdergegaan.”

Drie jaar later kregen de twee huisartsen in Ederveen de bevoegdheid om nieuwe collega’s op te leiden. Door de uitbouw van het werk werd de praktijkruimte aan huis te klein. In 2005 betrok het tweetal het gezondheidscentrum aan het Marktplein, dat ze met apotheker Raymond Bouwmeester in eigen beheer lieten bouwen. De twee appartementen boven het centrum verkochten ze aan particulieren. De vertrekken in de basement werden verhuurd aan een fysiotherapeut, een logopedist en het Kruiswerk, dat er op maandag consultatiebureau houdt. Een dagdeel per week houdt een diëtiste in deze ruimte spreekuur.

De kern van het werk bleef de jaren door hetzelfde, vindt Dorresteijn. Die wordt gevormd door het contact met de patiënt. Wel vond er een verschuiving in taken plaats. Een aantal consulten en verrichtingen is overgenomen door een ”physician assistent” en gespecialiseerde assistentes.

Aan de klassieke invulling van de avond-, nacht- en weekendiensten kwam een einde door de komst van de huisartsenpost. „Daardoor was het voor huisartsen niet meer noodzakelijk om bij de praktijk te wonen. Vooral voor vrouwelijke collega’s die parttime werken, was dat prettig. Tot die tijd was er een sterke vervlechting van werk en privéleven. Voor mij was de grootste verandering het afstoten van de verloskunde, vijf jaar geleden.”

Groei

Na het betrekken van het gezondheidscentrum bleef de praktijk groeien. Die telt nu ongeveer 7000 patiënten. Deze aanwas in combinatie met de uitbreiding van het takenpakket noopten Dorresteijn en Van Dijk tot het aannemen van extra krachten. Te meer omdat ze ook voor een aantal instellingen in de regio huisartsenzorg gingen bieden.

„Drie jaar geleden hebben we de huisartsenpraktijk in het dorp Stroe overgenomen. Wij zijn nooit bang geweest voor groei. Zo nodig trokken we nieuwe mensen aan. Het voordeel van een grote poule is, dat je bij ziekte of vakantie gemakkelijk kunt schuiven.”

Zijn eigen deel van de praktijk deed Dorresteijn per 1 april over aan schoonzoon Dirk-Jan Westerlaken en twee vrouwelijke collega’s, alle drie parttimers. Voorlopig wil de ervaren huisarts nog twee dagen per week blijven werken; nu als zzp’er. Hij ervaart het niet als een schokkende verandering. De overdracht van het werk vond geleidelijk plaats. „Een aantal taken was al overgenomen door mijn opvolgers, die al jaren bij ons werken. Ik vind het leuk om nog wat patiëntenzorg te kunnen doen, zonder verdere verantwoordelijkheden.”

Schapen

De overige dagen van de week vullen zich vanzelf. „Met kerkenraadswerk, verschillende stichtingen waarvoor ik wat doe, de opstart van een huis voor kwetsbare jongvolwassenen, het onderhoud van de tuin, de zorg voor het vee…”

Zelf heeft hij een voorliefde voor bijzondere schapen, een paar zoons houden wat koeien. „Zo nu en dan rijd ik in mijn oude plunje op een trekker door het dorp naar een van onze stukjes land. Daar kijkt niemand in Ederveen van op.”

Zijn loopbaan als huisarts kent geen grote hoogte- en dieptepunten.

„De gang naar het Medisch Tuchtcollege is me gelukkig bespaard gebleven. Dat heeft ook te maken met mijn relatie met de patiënten en de aard van de bevolking. Ook ik had weleens een boze patiënt in de spreekkamer, maar we gingen altijd op een normale manier uit elkaar. Met agressie ben ik nooit geconfronteerd.”

Dezelfde diagnose

Gezondheidsklachten binnen het eigen gezin behandelde hij de jaren door in principe zelf.

„Als ik naar de zin van Hannie te weinig aandacht besteedde aan klachten van de kinderen, stuurde ze hen naar Bertus. Die stelde dan vrijwel altijd dezelfde diagnose. Dat is niet zo vreemd als je zo lang en intensief samenwerkt.

Terugkijkend op zijn loopbaan heeft hij veel om dankbaar voor te zijn.

„Het was veelzijdig werk. Soms had ik gesprekken met patiënten die verder gingen dan het lichamelijke, vooral in de laatste fase van hun leven. De terminale zorg heb ik altijd een mooie kant van mijn vak gevonden. Van mijn beslissing om huisarts te worden, heb ik geen moment spijt gehad.”

beeld: Tineke van der Eems

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.