Op de snijtafel in coronatijd - Terdege

Op de snijtafel in coronatijd

MartinWestrate-ceesvdwal_3-site

Door zijn werk als ic-verpleegkundige is Martin Weststrate gewend aan hectiek, maar het voorjaar van 2020 zal hij niet snel vergeten. Eerst was er de uitbraak van corona, midden in deze angstaanjagende periode leerde hij het ziekenhuis als patiënt kennen door een gesprongen blindedarm. „Ik besef dat het heel anders had kunnen aflopen.”

Liefhebbers van koor- en samenzang kennen hem als organist. De naam van Martin Weststrate (46) uit Krabbendijke prijkt op zo’n tachtig cd’s. In december 2019 bracht hij nog zo’n geluidsdrager uit met massaal niet-ritmisch psalmgezang in de Grote Kerk van Dordrecht. Een bovenstemgroep zong met kopstem, zelf zat hij achter het klavier van het imposante pijporgel. De opbrengst van de cd is bestemd voor stichting Bethlehem, opgericht door schoonzus Sonja en broer Jan, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te Elspeet. De stichting ondersteunt het diaconale werk en de Evangelieverkondiging in zwarte townships van het Zuid-Afrikaanse Pretoria.

Orgel

„We zijn opgegroeid in een warm gezin in Kloetinge, waar muziek een belangrijke plaats innam. Mijn ouders speelden allebei orgel en stimuleerden ons om hun voorbeeld te volgen. Jan was kerkorganist in de gereformeerde gemeente in Nederland van Goes. Na zijn trouwen volgde ik hem op, als 15-jarige jongen. Dankzij mijn ouders heb ik de hele muziekschool doorlopen. Via mijn neef Mart Hoekman belandde ik in de koorwereld. Mart richtte een jongerenkoor op; ik werd de organist. Van het een kwam het ander. Christa, mijn vrouw, was lid van een van de koren die ik begeleidde. In 2000 zijn we getrouwd.”

Vooral samenzang heeft zijn hart. „Er gaat niets boven het orgelspel op zondag. Ik ben organist van de gereformeerde gemeente hier. Voor het uitbreken van de corona-epidemie zaten er zo’n 1500 mensen in de kerk. Het is geweldig om vanaf de orgelzolder dat psalmgezang te horen opstijgen.”

De gedachte om van de muziek zijn beroep te maken, liet hij al snel varen. „Mijn ouders hielden het niet tegen, maar ik wilde ervan kunnen genieten als liefhebberij. Wordt musiceren je beroep, dan komt er druk op te staan. Het is hard werken om er een boterham mee te verdienen. Ik heb nooit spijt gehad van de gemaakte keuze. Orgelspelen is voor mij een geweldige hobby en een uitlaatklep. Mijn grote voorbeeld is Klaas-Jan Mulder en onder de nu levende organisten Marco den Toom. Dat is een vakman en een fijne vent om mee samen te werken.”

Als beroep koos hij voor de verpleging. „Dat boeide me als klein ventje al. Op dinsdagmorgen ging ik met mijn moeder naar de markt. Dan passeerden we het ziekenhuis van Goes. Achter het raam van de operatieafdeling zag ik mensen met groene mutsjes. Dat vond ik geweldig interessant.”

Na afronding van de inserviceopleiding tot A-verpleegkundige volgde hij een aanvullende opleiding voor het werk op de intensive care van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis in Goes. „Daar ben ik intussen bijna dertig jaar in dienst. Toen ik begon, deden de internisten de ic erbij. Nu werken we met zes intensivisten en vijftig verpleegkundigen op twaalf bedden. Dat geeft aan hoe intensief de zorg voor ic-patiënten is.”

Epidemie

De laatste maanden van 2019 verliepen opvallend rustig. „Er waren weken dat er bij ons maar twee patiënten lagen. Dat was een landelijke trend. Over het hele jaar kwamen we in Goes uit op een bezetting van ruim 60 procent, terwijl dat 80 procent hoort te zijn. De resterende 20 procent is buffer voor calamiteiten. De slapte was niet zo bezwaarlijk, want de icverpleegkundigen worden zo nodig ook elders in het ziekenhuis ingezet. Voor reanimaties, om de longen van een patiënt uit te zuigen of een infuus in te brengen. Ook op de spoedeisende hulp spring ik zo nodig bij.”

Aan het begin van het nieuwe jaar hoorde hij voor het eerst over een nieuw virus, in China. Hij besteedde er weinig aandacht aan. „We dachten dat het wel met een sisser zou aflopen, net als bij Sars en de Mexicaanse griep. Dat veranderde toen ik door mijn baas werd betrokken bij het preventief opschalen van de bedden. Op dat moment drong het tot me door dat het serieuze boel was.”

Begin maart werd de ic van het ziekenhuis in Goes voor het eerst geconfronteerd met de opname van een patiënt met Covid-19. „Daarna ging het snel. Binnen twee weken lag de afdeling vol. Aanvankelijk leek het erop dat Nederland Italië zou volgen. Dan hadden we tot selectie moeten overgaan. Zo ver is het gelukkig niet gekomen, door de snelle opschaling. Bij ons is van de hartbewaking een tweede ic gemaakt. Ten opzichte van de normale capaciteit hadden we in april een bezetting van 137 procent. Onder druk is veel mogelijk.

„Met knikkende knieën haalde ik die Covidpatiënt op”

Omdat andere afdelingen vrijwel stilvielen, kregen we van alle kanten hulp. Vooral de collega’s van de anesthesie waren heel goed inzetbaar.”

Familie

Zijn eerste patiënt met Covid-19 zal Weststrate niet snel vergeten. „Ik kwam terug van vrije dagen en hoorde dat die man voor mij was. Met knikkende knieën ging ik naar de spoedeisende hulp. Het is een nieuwe ziekte, je weet niet wat je kunt verwachten en hoe groot de kans is dat je zelf besmet raakt. Daarover deden de wildste verhalen de ronde.” De dagen erna verdween het onheilsgevoel.

„We hadden goede beschermingsmiddelen; op onze afdeling is niemand van het personeel besmet geraakt. En alles went. De zorg voor deze patiënten was niet anders dan bij andere ernstige longziekten. Sterker, je hebt aan coronapatiënten die worden beademd relatief weinig te doen. Het is afwachten tot het virus is uitgewoed. Wel viel ons op dat deze patiënten extreem veel sedatie nodig hebben om ze in slaap te houden.

Waarschijnlijk door de beademingsdruk die nodig is, daartegen gaat het lichaam protesteren.” Een van de aantrekkelijke kanten van het werk op de ic is voor Weststrate het contact met familieleden. „Die zijn vaak ontredderd en hebben behoefte aan steun en goede informatie. Daar neem ik bewust de tijd voor. Ik vond de coronatijd vooral zwaar door het feit dat familie niet welkom was. Je moest die telefonisch te woord staan. Dat probeerde ik zo goed mogelijk te doen, maar er gaat niets boven rechtstreeks contact.”

Het thuisfront leefde intens met hem mee. „Jurre, onze jongste zoon, kwam meteen naar me toe rennen als hij me zag aankomen.

„Papa, heb je weer met coronapatiënten gewerkt?” Zijn vriendjes stormden juist de andere kant op. Die waren bang dat ze door mij besmet zouden raken. Ik merk nog steeds dat sommige mensen me mijden.”

Op de afdeling ervoer hij juist een geweldige betrokkenheid op elkaar. „De sfeer binnen het team was al goed, in de achterliggende periode was dat in dubbele mate het geval. We hielden elkaar goed in de gaten en boden over en weer mentale steun. Heel bijzonder.”

De top van de uitbraak maakte hij niet mee. In de nacht van 28 op 29 maart werd hij wakker met extreme buikpijn. „Ik lag letterlijk te kronkelen in mijn bed.” Toen pijnstillers geen resultaat hadden, belde Christa de huisartsenpost. „Ze kreeg te horen dat deze post was gereserveerd voor Covidpatiënten, dus we moesten naar Zierikzee.

Dat zag ik niet zitten. Christa heeft me toch naar Goes gereden; een collega van de spoedeisende hulp die ik had gebeld, haalde me via de achterdeur binnen. Daar kreeg ik meteen morfine toegediend.”

Buikvliesontsteking

Omdat hij geen koorts had, ging de dienstdoende arts uit van galstenen. De echo die na het aanbreken van de nieuwe dag werd gemaakt, gaf geen duidelijkheid. De CT­scan die volgde wel. „De radioloog zag een appendix ter grootte van een sigaar, lucht in de buik en pus. Dan lig je snel op tafel.”

Het was de eerste ingreep in zijn leven. „Ik ben geopereerd door Jan Jansen, een markante en vakkun­dige chirurg. Hij kwam naast me zitten en legde rustig uit wat hij zou gaan doen. De anesthesist net zo. Als je zelf patiënt bent, ontdek je hoe belangrijk dat is. In zulke omstandigheden heb je heel weinig aan al die jaren ervaring op een ic. Je voelt je enorm ziek en je bent enorm blij dat je wordt geholpen.

Ik zag wel erg tegen de narcose op. „Denk maar even aan iets leuks”, adviseerde de anesthesist, maar voordat ik aan Christa kon denken, was ik al weg.”

Na de operatie kwam de spanning eruit. „Toen ik door de toediening van het antidotum wakker werd, ben ik volgens het anesthesiepersoneel gaan praten en mijn mond heeft niet meer stilgestaan.

Jansen vertelde me dat hij bij een blindedarmoperatie nog nooit zoiets had aangetroffen. Mijn buikorganen dreven in de pus. Ik had een generale buikvliesontsteking opgelopen en kreeg heel zware antibiotica toegediend.”

Infuus

Door de corona­epidemie was het ontvangen van bezoek onmogelijk. „Een paar keer per dag had ik via WhatsApp videocontact met Christa en de kinderen, daar bleef het bij. Dat was bij momenten best eenzaam. Gelukkig kreeg ik veel bezoek van collega’s. Op een gegeven moment stonden er drie intensivisten aan m’n bed. De verpleegkundigen van de afdeling deden er alles aan om het me zo aangenaam mogelijk te maken.”

Behoefte om de regie in eigen hand te nemen, had hij niet. „Daarvoor voelde ik me te slap en was ik vaak te slaperig. Ik gaf me over aan de zorg van anderen. Dat deed ik met een gerust hart, want het was een prima team.” Wel bracht hij tijdens een van de nachten bij zichzelf een infuusnaald in. „Het antibioticum dat ik kreeg, was agressief spul. Daarom moest er regelmatig een nieuwe ader worden aangeprikt. De verpleegkundige die nachtdienst had, kreeg het niet voor elkaar. Toen heb ik het zelf maar gedaan. Niet om te pochen, maar men zegt dat ik tot de beste prikkers van het ziekenhuis behoor. Zo heeft ieder dingen waar hij handig in is.”

Met een week was hij weer thuis. „Ik besef dat het heel anders had kunnen aflopen. Ze hebben me drie keer door de scanner gehaald om te controleren of er geen abcessen waren. Het verbaasde de chirurg dat die er niet zijn gekomen. Mijn conditie was in die week achteruit gevlogen. Ik heb vaak gedacht aan de Covidpatiënten die vier week aan de beademing lagen. Die hebben zeker een jaar nodig om weer op te krabbelen.”

Nu staat hij weer aan de andere kant van de lijn. Zijn werk doet hij niet anders dan voorheen. „Ik was altijd al betrokken op mijn patiënten. Wel besef ik nog meer dan voorheen hoe belangrijk het is dat mensen die in een ziekenhuis worden opgenomen zich gehoord weten en gesteund voelen.”

Klavier

Het aantal coronapatiënten nam gedurende zijn afwezigheid gestaag af. „Er zal vrijwel zeker een nieuwe stroom komen, maar hopelijk niet in zo’n vloedgolf. Dat hangt af van de wijze waarop we met de regels omgaan. Ik bezoek gerust een vriend, maar we moeten ons met elkaar wel aan de voorzorgsmaatregelen houden. Het belangrijkste is afstand houden en een goede handhygiëne.”

Begin mei zat hij voor het eerst weer op zondag achter het klavier van het kerkorgel. Met acht zielen in de kerk. „Vijf ambtsdragers, de koster met zijn zoontje van vier en ik op de orgelbank. Voor de dienst heb ik Palm 84 gespeeld en Psalm 27. „Och, mocht ik in die heilige gebouwen…” Toen hield ik het niet droog.

Met een brok in mijn keel ging ik naar huis. Wanneer zullen we weer op de oude manier naar de kerk kunnen? De gereformeerde gemeente van Krabbendijke is een warme gemeenschap; ik mis die enorm. We hebben het altijd zo gewoon gevonden, nu ontdek je wat het gemeente­zijn betekent. Natuurlijk, je kunt elkaar af en toe bellen of appen, maar er gaat niets boven samen opgaan.

Beeld: Cees van der Wal

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.