Om de transitie van het platteland, alias heuvelland in Karinthië, naar de grote stad Graz wat dragelijker te maken, heb ik twee plantjes gekregen van oma. Zij had ze over. Door oma´s professionele verzorging schieten ze uit de grond, en de nieuwe spruitjes geeft oma graag weg.
Dus stonden tussen papa Jos, vriend Micha, Heidy en ik, een paar weekendtassen en een paar koelboxen bitterballen twee pannenkoekplantjes. De lange reis van Nederland naar Graz overleefden ze, maar of ze bij mij zouden overleven?
Gemotiveerd als ik was gaf ik de twee elke dag een paar drupjes water en zette ze op een zonnig plekje. Ik begroette ze als ik de kamer in kwam, zoals ik dat van oma geleerd had. Het mocht niet baten. De grond begon te schimmelen, de bladeren barstten, werden geel, vielen uit, enzovoorts. Verdrietig zag ik dit stukje Nederland op mijn Oostenrijkse vensterbank wegkwijnen.
Een beetje beschaamd stuurde ik oma een appje. Als reactie kreeg ik: ´koud heet geen water veel water te donker te nat´. Het kon allemaal. Wat het er niet makkelijker op maakte. Ik kreeg meer duidelijkheid toen ik vroeg hoe vaak ze eigenlijk water moesten hebben, want het antwoord luidde: tweemaal wekelijks.
Ik concludeerde dat de overdaad aan water mijn plantjes in de verdrinkingsdood zou helpen, als ik niet snel wat zou veranderen. De week daarop, waarin ik de plantjes geen water gaf, deed wonderen. De gescheurde bladeren groeiden weer naar elkaar toe, kregen langzaam hun groene kleur terug en bleven gewoon zitten waar ze hoorden. Ik ben echt een kind van mijn grootmoeder, dacht ik trots.
Jos, bekend van het vervolgverhaal Jenthe in Terdege, blogt vanuit Oostenrijk.
beeld: Unsplash