Het is na de lunch, we besluiten om een foto te maken voor de collega’s die een dagje weg zijn met elkaar en ons allemaal leuke foto’s doorsturen.
We zijn nog geen paar minuten bezig of de noodbel gaat af. De noodbel is een bel die klinkt als er direct hulp of ondersteuning geboden moet worden. Zodra ik zie welke kamer het is, weet ik al voldoende, waarschijnlijk is dit een liesbloeding. We kijken elkaar aan en beseffen dat het zomaar eens niet goed af kan gaan lopen.
Op de kamer aangekomen zie we inderdaad dat de patiënt –die in het buitenland woont en in Nederland is voor bezoek– een liesbloeding heeft. Het eerste wat ik doe, is handdoeken pakken en deze op de grote wond duwen om druk te bieden, in de hoop de bloeding te kunnen stoppen. Daarna kijk ik naar het gezicht van de patiënt. Ik zie angst en wanhoop, maar ergens ook een spoortje van rust. Opvallend is dat hij enorm gefocust is op alles wat ik aan het doen ben.
Op de kamer word het steeds drukker, er komen meerdere disciplines binnen: een chirurg, oncoloog, interventieradioloog. Tijdens al de overleggen die over de patiënt en zijn familie heengaan, probeer ik de vertaalslag naar de patiënt te maken. Echter kom ik tot de conclusie dat meneer helemaal niet bezig is met zichzelf, maar met de vraag of ik het nog wel volhoud: zoveel druk bieden, nu al enige tijd.
Ik vraag hem of hij bang is. Hij antwoordt: 'Zuster, ik heb nog een vrouw en drie kinderen, ze hebben me nodig. Ik kwam alleen naar hier voor familiebezoek en voor een second opinion.' Emoties gaan heen en weer. Wanneer er veel pijn om de hoek komt kijken, roept hij het uit dat hij dood wil. Tijdens dit alles vragen mijn collega en ik ons af waar we mee bezig zijn. Hier sta ik dan met mijn hand volledig in een lies weggestopt, bloed stroomt overal. Doen we het goede, is dit goede palliatie? Afgelopen nacht is dit ook gebeurd, toen trokken we ook alles uit de kast. Wat als we het nu kunnen stoppen, wanneer is het er dan weer? Is dit goede palliatieve zorg?
De artsen besluiten om een CT scan te laten maken, om te zien of er nog interventies gedaan kunnen worden. Er word een drukverband aangelegd, dit zorgt ervoor dat wij niet meer zelf druk hoeven bieden.
Het maken van de CT scan gaat goed. De artsen hebben een spoedoverleg om de beelden te beoordelen en te kijken of er nog interventies ingezet kunnen worden. Samen met een collega sta ik bij meneer. Ineens word hij witter en klammer. Hij pakt mijn handen vast en begint te vertellen. 'Zuster, als ik nu overlijd, wilt u aan mijn vrouw en kinderen vertellen dat ik van hen houd en dat ik er spijt van heb dat ik niet eerder naar de dokter ben gegaan – dan had ik misschien nog kunnen blijven leven.' Mijn collega kijkt me aan. We besluiten dat er nu iets moet gebeuren, de echtgenote en zoon zitten op de gang, we roepen hen erbij.
Er wordt nog een interventie uitgevoerd, maar de artsen omschrijven de situatie in de lies door de kanker als een tikkende tijdbom. Terugvliegen naar huis zal medisch gezien niet verantwoord zijn met de luchtdrukverschillen.
Inmiddels zijn we een aantal weken verder. Tijdens de overdracht in de ochtend vragen we ons af hoe het nu zijn zal met deze patiënt en diens familie. Lang hoeven we niet te wachten. In de koffiepauze komt de nicht van meneer langs. Hij is naar huis gegaan met het vliegtuig. Gisterenavond is hij thuis overleden na nog een goede tijd thuis gehad te hebben. Hij is overleden zonder een bloeding. Ze bedankt ons voor de goede zorgen.
Wie had dat kunnen bedenken? Zijn we af en toe te voorzichtig? Ik denk terug aan het moment dat ik daar stond en dacht: doen we het goede, is dit goede palliatieve zorg? Nu ben ik ervan overtuigd dat we het goede gedaan hebben en ben ik trots op het team waarin ik werken mag.
Antoinet Nobel is oncologieverpleegkundige en blogt voor Terdege over de palliatieve zorg.