Hij doet het een tikje rustiger aan, sinds corona. Want hoeveel Mark Brandwijk (27) uit Sliedrecht ook van zijn werk houdt; het leven draait niet om musiceren alleen. „Ik had het tot twee jaar geleden ontiegelijk druk, maar kon daardoor vaak niet meer genieten van het muziek maken.”
Hij is een veelkunner. Mark speelt piano en orgel, is zowel begeleider als solist, dirigeert, schrijft muziek en geeft ook nog pianoles. En hij zou niet anders willen. „Ik wil niet in één hokje passen.”
Hij is nog maar een ventje van 6 als hij voor het eerst orgelles krijgt. Niet omdat hij uit een muzikale familie komt: zijn vader is de enige in het gezin die als hobby de orgelpedalen beroert. „Mijn moeder noemt zich zelfs amuzikaal, al geloof ik niet dat ze dat is. Maar van haar heb ik het in elk geval niet. Ik denk dat het wel geholpen heeft dat mijn vader speelde. Als we thuis kwamen uit de kerk, kroop mijn vader achter het orgel en zat ik op zijn schoot. Het orgeltje waar ik het spelen op geleerd heb, staat nog steeds in hun woonkamer.”
Het orgelspelen blijkt een gouden greep. Vooral als hij rond zijn tiende les krijgt van Everhard Zwart, blijkt dat er meer in Mark zit dan gedacht. „Tot die tijd vond ik orgelles soms saai en stoffig. De methode van de muziekschool werkte niet voor mij; ik speelde liever uit mijn hoofd. Maar bij Zwart ging het beter. Ik mocht foutjes maken; het hoefde niet allemaal perfect, maar het ging ook om het leerproces. Hij prikkelde mijn interesse door ook meer keuze in muziekstukken te bieden, zoals moderne en barokmuziek.”
Nog geen twee jaar later begint hij met het begeleiden van een kinderkoor. „De organist van het Krimpense kinderkoor waarin ik zong, had op dinsdagavond een cursus. Daarom werd ik gevraagd tot zijn terugkomst het koor te begeleiden op het orgel. Zo werd ik gedwongen het begeleiden te leren. Ik ben de dirigente, Ria van den Noort, nog altijd heel dankbaar voor de kans die ze me hiermee heeft gegeven. Want dat is haast nog belangrijker dan het spelen zelf: kansen krijgen.”
Wat maakt begeleiden zo mooi?
„Het is een gave en een kunst. Niet iedereen kan het leren, denk ik. Ik wil niet veel van mezelf zeggen, maar ik heb wel ontdekt dat ik dit kan.
Het gaat erom dat je zelf niet op de eerste plek staat. Wat jij doet als begeleider, is ten dienste van een ander. Daardoor maak je andere keuzes in je spel dan wanneer je solo speelt. Het doel van het spel is niet meer alleen dat het mooi moet klinken, maar dat het die solist of dat koor steunt. Dat het begeleidt en richting geeft.
Dat vergt oplettendheid en muzikaal begrip. Je moet boven de muziek staan, zodat je je bezig kunt houden met het samenspel van de ander en jou. Ik ben altijd goed voorbereid en heb snel door wat er gebeurt, ook muzikaal. Zakt een koor bijvoorbeeld in toonhoogte of is een violist een paar tellen de maat kwijt, dan moet ik als begeleider daarop anticiperen. Ik vind dat heel mooi om te doen en voel me daarbij als een vis in het water.”
Hoe ben je van orgel bij piano gekomen?
„Toen ik bij koren piano moest spelen, merkte ik dat dit –in tegenstelling tot wat veel mensen denken– totaal anders is dan het orgel. Ik dacht: ik zit hier wel achter die piano te harken, maar als ik hiermee wil doorgaan, moet ik een goede basis hebben. Daarom ben ik lessen gaan volgen bij Mirjam IJsseldijk.
Piano spelen vind ik nog steeds lastiger dan orgel, vanwege de verfijnde techniek die je nodig hebt. Een pianotoets kun je bij wijze van spreken op 25 manieren indrukken. Bij een orgel is je articulatie wel belangrijk, maar is de klanksterkte vooral afhankelijk van welke registratie je gebruikt. Ik heb écht moeten wennen aan pianospelen en de techniek die daarbij komt kijken.”
Heb je voorkeur voor een instrument?
„Ik denk dat ik inmiddels meer pianist dan organist ben al blijf ik van diversiteit houden. Vooral qua muzikale reikwijdte en smaak pas ik niet meer alleen in het orgelwereldje. Ik speel nog steeds graag orgel, maar er zijn in de orgelwereld veel specialisten die bepaald repertoire beter beheersen en vertolken dan ik. Wil je daarin groeien, dan moet je daar honderd procent van je aandacht op richten. Daar heb ik momenteel helaas geen tijd voor.
Ik geef nog weleens een orgelconcert en vind dat heel leuk om te doen, maar dan moet ik me daar echt in vastbijten. Het gaat minder vanzelf dan op de piano, omdat ik daar nu meer ervaren in ben.”
Je bent ook dirigent geworden.
„Ja, dat is weer een heel andere tak van sport. Al sinds 2006 begeleid ik koren op de piano. In 2016 ben ik gaan dirigeren. In de tussentijd heb ik zo veel koren begeleid, dat je de kunst van het dirigeren gaat afkijken. Je weet wat aanspreekt en wat minder goed werkt. Mijn handen jeukten om toen ook zelf aan de slag te gaan. Ik leverde hier en daar kleine bijdrages als dirigent en kreeg een eigen koor, Christelijk Jongerenkoor Glory in Hardinxveld-Giessendam. Mensen wisten dat op een gegeven moment, en zo werd ik vaker gevraagd. Inmiddels heb ik nog twee koren: Christelijk Gemengd Koor Cantate Deo en het Shaare Zedek Koor in Alblasserdam.”
En het muziek schrijven?
„Ik weet niet precies wanneer dat begonnen is. Als je improviseert, schrijf je ook weleens op wat je denkt. Op een gegeven moment kwamen er vragen vanuit de koren die ik begeleidde: we hebben er een viool en trompet bij, wil je een leuk voor- en tussenspelletje schrijven? Dat werd steeds groter, met meer instrumenten erbij.
Van het een kwam het ander. Het is voor mij een manier om mijn creatieve gedachten tot uiting te brengen. Muziek schrijven is iets wat je moet durven, want het is iets heel persoonlijks. Ik ben zeker niet trots op alles wat ik de afgelopen jaren heb geschreven, maar je leert er wel van.”
Ben je gevoelig voor opmerkingen?
„Ik vond het vroeger soms lastig als mensen zeiden dat ik nog zo jong was. Dat was voor mij geen issue. Het moet niet om mij draaien. Nog steeds vind ik het lastig als de aandacht op mij is gericht, als mijn spel wordt gekoppeld aan mijn persoonlijkheid, wat best snel gebeurt. Sommige mensen zien mij als een lief, vriendelijk lachend, enthousiast kereltje. „Het ziet er bij jou zo makkelijk uit”, zeggen ze dan. „Je zit zo te genieten.” Dat is ook zo, maar daar gaat soms ook een wereld achter schuil. Als je een concert geeft, zet je een soort masker op. Dan lijk ik iemand anders dan wanneer ik met twee benen op tafel aan een biertje zit. Daarom wil ik ook niet dat het om de muzikant draait. Ik ben net zo’n zoeker als iedereen. Het publiek is in de muziek op zoek naar iets wat houvast en troost geeft, maar daar ben ik zelf ook naar zoek op het moment dat ik zit te spelen.
Terechte kritiek doet ook meer met mij dan ik zou willen. Vooral omdat ik zelf heel kritisch ben op mijn spel. Het gebeurt zelden dat ik helemaal tevreden ben. Als een ander dat dan ook niet is, ben ik de eerste om toe te geven dat diegene vast een punt heeft. Ik probeer daar dan van te leren.”
Heb je fans?
„Dat weet ik niet. Ik vraag het me af. Mensen kennen mijn naam, maar vaak in combinatie met andere musici of koren, omdat ik niet veel solo speel. Zo vorm ik een klassiek pianoduo met Reinier Korver. Ook werk ik vaak met soliste Tenira Sturm. Maar mensen die de muziek van Tenira en mij mooi vinden, houden misschien niet van wat Reinier en ik doen. Het is mijn doelstelling ook niet om vanwege mijn naam volle kerken te willen trekken. Dat geeft erg veel druk en ik vind het niet prettig als het vooral om mij zou draaien.”
Wat is je doelstelling wel?
„Als eerste om met mijn muzikale gaven God groot te maken en te getuigen van Zijn grootheid en genade. Daaropvolgend vind ik het belangrijk dat mensen van de muziek kunnen genieten. Muziek is communicatie, is interactie met luisteraars. Dat de mensen in de zaal erin meegenomen worden, dat ze mee willen zingen, deinen, huilen of glimlachen. God heeft met muziek zoiets waardevols geschapen. Dat mogen we samen beleven.
Muziek maken brengt tot slot ook een diepe connectie met andere muzikanten tot stand. Dat is het derde doel: ervaren met andere musici hoe mooi het is om samen muziek te maken.”
Je houdt niet van hokjes, zei je eerder al. Waarom niet?
„In de muziek wordt je algauw in een stilistisch hokje gestopt. Speel je altijd klassieke muziek, dan is het raar als je een samenzangavond gaat doen op hele noten. Maar waarom is dat raar? Ik begrijp die gedachtegang niet zo goed. Veel mensen denken: jij hoort in dat hokje, en daar moet je in blijven, zodat ik je kan plaatsen. Maar daar ben ik te wispelturig voor. Te breed geïnteresseerd. En ik zou willen dat we allemaal iets breder durfden te kijken naar muziek. Misschien is dat ook wel een doel van mij, zorgen dat verschillende muzikale werelden nét wat dichter bij elkaar komen.”
Hoe zag je leven er voor corona uit?
„Ik heb veel koren begeleid en veel gereisd. Eigenlijk zat ik tot maart 2020 in een rijdende trein. Geniet je nu echt van het muziek maken? vroeg ik me regelmatig af. Maar als je agenda al anderhalf jaar van tevoren bomvol zit, stap je niet zomaar uit die trein, dan moet je door. Ik had soms meerdere concerten per week en was vier of vijf avonden in de week weg. Daardoor had ik bijvoorbeeld geen tijd om een concert op zaterdagavond mentaal voor te bereiden en achteraf te verwerken. In maart 2020 viel het stil. Alsof God zei: Nu is het even klaar. Ik denk dat ik dat nodig had. Om te reflecteren en te herwaarderen. Het was voor mij een leerzame tijd. En ook een beetje een geestdodende, omdat ik weinig inspiratie had voor nieuwe dingen. Als je niets te doen hebt in de muziek en weinig collegamuzikanten ontmoet, komt er ook weinig uit je vingers.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik er wel weer tegenop zag toen alles weer ging lopen. Want je weet hoe snel je weer in de molen meegaat en je weer moet plannen, plannen, plannen.”
Hoe is dat nu?
„Het is nu weer druk, maar niet té. Ik neem nu meer tijd om te verwerken wat ik doe. Dat heb ik ook nodig. Ik probeer ervoor te zorgen dat ik de tijd heb om in gedachten al toe te leven naar een concert. Niet alleen zodat ik technisch voorbereid ben. Dat was ik altijd wel. Ik heb nooit een echt slecht concert gegeven toen ik heel druk was. Maar nu probeer ik ook zelf te beseffen wat voor moois ik mag gaan doen. Dat geeft vaak achteraf veel meer voldoening. In die rijdende trein ging het om uren maken en productie draaien. Ik wil ervoor waken dat dat opnieuw gaat gebeuren. En dus moet ik vaker nee zeggen. Dat is lastig, vooral omdat je mensen teleurstelt. Maar ik doe het wel. Ik krijg er ook begrip voor, merk ik, al zijn mensen het niet zo van mij gewend.
Soms moet je keuzes maken om weer ruimte te krijgen in je hoofd, zodat je nieuwe dingen kunt gaan proberen.”
Wat zou je nog willen proberen?
„Ik speel minder piano dan ik zou willen. Ik heb het idee dat ik daarin nog wel beter kan worden. Dus ruim ik meer tijd in voor literatuurstudie. Dat geldt ook voor dirigeren. Van de zomer ga ik een dirigentencursus doen en wellicht later nog meer scholing op dit gebied. Ik zou daarnaast meer willen doen in de begeleiding van jongeren als het om muziek gaat. Proberen nieuwe, Bijbelse muziek te maken voor jongeren en hen muzikaal ‘op te voeden’ en te begeleiden in het muzikale landschap.
Daarnaast liggen en nog wel wat kladjes van composities die ik graag verder zou uit schrijven.”
Je hebt ook nog een 'gewone' baan.
„Klopt. Ik werk drie dagen per week bij een hoveniersbedrijf in de marketing. Daar heb ik het erg naar mijn zin, juist omdat het iets heel anders is. Of ik zonder deze baan zou kunnen? Dat weet je in de muziek eigenlijk nooit. Dat heb ik ook nooit geprobeerd. Ik heb wel het idee dat mijn grootste talenten en gaven in de muziekwereld liggen. Soms geeft het mij een onrustig gevoel dat ik op twee paarden aan het wedden ben. Misschien kies ik met mijn baan te veel voor het veilige pad en te weinig voor dat waar ik voor bedoeld ben. Als je te krampachtig vasthoudt aan wat je hebt en niet verder durft te kijken, gaan er natuurlijk niet ineens deuren voor je open. Dat houdt me wel bezig, moet ik zeggen, maar ik heb daar nog geen passend antwoord op.”
Heb je nog een droom?
„Kerkorganist worden in mijn eigen gemeente, de Beth-Elkerk in Sliedrecht. Dat lijkt me geweldig. Ik mag al op andere plekken organist zijn, maar het is echt een jongensdroom van mij om dat in mijn eigen gemeente te mogen doen. Ik heb het idee dat dit voor een musicus het dichtst bij het dienen van God en de naasten staat: muziek maken in de eredienst. Die gedachte is een van de belangrijkste redenen waarom ik musicus wilde worden. Het spelen in de eredienst is als preken op het orgel. De begeleide samenzang is dan een door God gegeven middel met heel veel kracht. Het helpt de mensen hun hart omhoog te heffen, zodat ze aan meer denken dan aan wat hier beneden is. Bovenal is het Gods opdracht om Hem te loven en aan te roepen in onze zang. Daarom vind ik dat de muziek in de eredienst ook echt de hoogst mogelijke zorg en aandacht verdient. Ik heb al op veel plekken gespeeld, maar als je die vergelijkt met de eredienst, geef mij dan maar het laatste.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen