„Ik heb al zo vaak gebeden om... „Ik bid al zo lang om... Mag je dan wel blijven bidden? Of wordt het zeuren?! Over die vraag wil ik deze keer met jullie nadenken. Zou het waar kunnen zijn dat de HEERE van jouw gebed zou zeggen, wat je misschien je moeder of vader hoorde zeggen toen je maar blééf aanhouden om iets wat je zo dolgraag wilde hebben: „Hou nu eens op met dat gezeur!?
Nooit te veel...?
De Bijbel staat vol aansporingen om te volharden in het gebed. Voortdurend bidden. Ik wijs je als voorbeeld alleen op de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter (Luk.18:1-8). Hoe kreeg de weduwe in deze gelijkenis haar recht, waar ze om vroeg? Door te blíjven komen naar die rechter! Die man werd er moe van, ze zeurde net zo lang tot de rechter uit zelfbehoud haar gaf waar ze steeds om vroeg. Zo heeft ze deze rechter (die zich van God en zijn medemensen niets aantrok!) als het ware gedwongen haar te geven wat ze zozeer verlangde. Verder denk ik aan Jakob bij Pniël (Gen. 32): „Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent.
Wat betekent dit voor jou? Blijf maar bidden, dan krijg je vanzelf wel een keer je zin?! Geldt ten opzichte van de Heere ook: „De aanhouder wint? Weet je, we moeten elkaar eerst nog eens een paar vragen stellen...
Leer mij bidden
- Geloof je dat de HEERE je alleen geeft wat goed voor je is, wat zelfs het beste voor je is? Anders zitten wij vol wantrouwen. Dan verdenken we de Heere ervan dat Hij ons genot wil beperken en ons eigenlijk niets gunt. „Want anders zou Hij toch al lang gegeven hebben wat ik nu al zo vaak en zo lang gebeden heb?", zo redeneren we dan. Heb je dit wantrouwen, deze afschuwelijke gedachten ontdekt in je hart? Dat brengt je in het volhardend bidden steeds weer tot het gebed: „Heere, verlos me van al deze gedachten waarmee ik U onteer." De Heere is veel gewilliger om jou het goede te geven dan dat jij gewillig bent om het te ontvangen. Een kinderlijk vertrouwen hebben we nodig. Hij kan alles, heeft alles en geeft alles wat ik nodig heb.
- Staat er een belofte in de Bijbel voor datgene waar je om bidt? Deze grens zullen we wel moeten trekken. Het is waar dat je alles de Heere voor mag leggen. Er is niets te simpel of zo gewoon dat je zou moeten denken: „Daarmee kan ik de Heere toch niet lastig vallen?" Hij wil gebeden zijn om alle „geestelijke en lichamelijke nooddruft", belijdt onze Heidelbergse Catechismus. Dus je mag bijvoorbeeld zowel bidden voor hulp bij je werk op school (doe je dat trouwens, of alleen als je een tentamen hebt?) als om het allerbelangrijkste in je leven: verzoening met God. Of ligt hier een oorzaak waarom je al zo lang bidt om... (vul maar in), omdat je het éérst nodige veel minder belangrijk vindt dan wat jij zo graag wil hebben, dan wat jij zo graag wilt dat gebeuren zal. Bidden om vervulling van Gods beloften wordt nooit zeuren! Als je het tenminste niet doet als iemand die er eigenlijk toch wel recht op heeft.
- Vind je dat de Heere jou eigenlijk wel verplicht is te geven wat je Hem bidt? Het besef dat je er geen recht op hebt, betekent niet dat je er dan zo'n beetje vrijblijvend om bidt. Integendeel! Juist dat besef dat je niets verdiend hebt, geeft de aandrang in je gebed. Want je kunt alleen een beroep doen op Gods barmhartigheid, Zijn genade. Je bidt het werkelijk alléén „om Jezus wil". Het betekent ook dat je het leert (soms door een geweldige strijd heen!): „Uw wil geschiede". En dan kom je toch iedere keer weer met misschien diezelfde nood in je leven tot Hem (zou je het kunnen laten?!). Niet met de gedachte Hem ertoe te kunnen dwingen er verandering in aan te brengen. Maar het volhardend bidden is een steeds weer schuilen bij Hem met je nood. En dan stuurt de Heere je niet weg als een zeurpiet. Hij heeft doorlopend spreekuur. Dag en nacht.
Verbidden
Zo is je hopelijk ook persoonlijk duidelijk geworden dat „wij niet weten te bidden zoals het behoort." Niet als een dooddoener, om vervolgens het bidden na te laten. Nee, juist om des te vuriger te vragen: „Heere, leer mij bidden door Uw Heilige Geest. Verlos mij van mijn ik-gerichte leven." En dan staan er vele aansporingen in de Bijbel om aan te houden in het gebed.
Een van de wonderlijke uitdrukkingen is: „en de HEERE liet Zich verbídden." Dat betekent niet dat de Heere door ons gebed op andere gedachten is gebracht. Het is niet zo dat de Heere zegt, als je maar lang genoeg zeurt: „Nou, vooruit dan maar". Dan denken we veel te klein van de HEERE. Nee, in Zijn Raad heeft Hij het gebed opgenomen. Hij gebruikt het gebed, misschien juist net die ene keer... dat je het eigenlijk op wilde geven. En daarom heeft bidden zin, ook al lijkt alles tevergeefs. Gods klok slaat op het meest geschikte tijdstip.
„Het gebed is een sleutel van Gods koffers, waarin oneindige schatten en alle soorten van vertroostingen zijn. Indien u een biddend hart hebt, zal God een helpende hand hebben. Het is waar: „Bidt en u zal gegeven worden". Het heeft God behaagd deze plicht te bevelen, niet alleen vanwege Zijn heerschappij over ons, en tot Zijn eer, maar ook omdat Hij medelijden met ons heeft, en tot ons welzijn. Dat leert je hopen en verwachtend uitzien: „De morgen, ach, wanneer?!"
Beeld: André Dorst