Bakkes, denk ik, als ik honderd andere mensen op mijn trein zie staan wachten. Dat wordt gezellig hier op Arnhem Centraal. De intercity rijdt binnen en alle honderd mensen wringen zich de trein in. Geen kans, dat ik daar zonder gereserveerde zitplaats een plekje kan bemachtigen.
Op de vloer tussen twee wagons in maak ik het me gemakkelijk, zo goed en zo kwaad als dat kan. Tussen mijn benen klem ik een tas vol broodjes, pakjes en pepermuntjes van oma. Anderhalf uur zal ik hier moeten zien te doorstaan. Niet bepaald comfortabel, maar liever in deze trein dan in de volgende, waarin ik acht uur lang door Duitsland zal rijden.
Op het moment dat de conducteur al de lucht uit zijn longen zuigt om op zijn fluitje te blazen, komen er nog drie jongens met backpacks de roltrap opgerend.
“Wait for us, please!” puft er eentje, buiten adem.
Geïrriteerd stopt de conducteur zijn fluitje nog even weg. Hij mompelt wat en doet de deur kort open.
“Thank you!” hijgen de jongens dankbaar. Blijkbaar hebben zij ook geen reservering, want na de trein verkend te hebben, landen ze met hun grote rugzakken naast mij.
“Can we sit here?” vraagt de blonde jongen beleefd. Ik knik. Het hokje is inmiddels aardig vol, maar meer mensen komen er niet bij, want nu blaast de conducteur toch echt op zijn fluitje. Op naar Duitsland.
Ik kan het accent van de drie backpackers niet helemaal plaatsen. Ik probeer niet af te luisteren, maar de taal fascineert me.
“Where are you from?” vraag ik nieuwsgierig. De jongens zijn wel in voor een praatje.
“Sweden”. Dat verklaart waarom ik een paar woorden kon verstaan en waarom die ene eruit ziet als een echte Viking met zijn brede schouders en blonde baardje.
Ze kaatsen de vraag terug.
“Nederland”, zeg ik, ”maar ik woon al bijna tien jaar in Oostenrijk.”
Het blijken echte Zweden, zoals je je Zweden voorstelt. Met namen als Augustsson, Peterson en Erikson.
Fatsoenlijk Engels kunnen ze niet, af en toe overleggen ze in hun Ikea-taaltje even met elkaar, op zoek naar de juiste woorden. Ze vertellen over hun hobby's. Alle clichés kloppen. Ze vissen, rijden quad, kajakken…
Vijf uur duren niet zo lang met interessant gezelschap. Dan zijn we in Düsseldorf, waar we acht minuten tijd hebben om over te stappen naar de ICE 619. De jongens hebben er zin in. In deze trein hebben ze wel zitplaatsen gereserveerd. Eersteklas zelfs. Ik ken dit station al aardig na mijn vele Oostenrijk-Nederland-ritjes, dus neem ik de drie Zweden, die ook naar München willen, op sleeptouw. Perron drie.
Düsseldorf is niet al te groot, maar we moeten toch doorlopen om de volgende trein te halen.
“Kom lekker bij ons zitten,” zegt Erik, als we hijgend en puffend vijf perrons verder de eersteklaswagon binnenstappen. Dat is verleidelijk. Ik heb een houten kont na anderhalf uur opgevouwen op het trappetje te hebben gezeten.
We brengen de rugzakken en mijn koffer naar het bagagerek, drie rijen achter onze stoelen, en gaan dan naar de restauratiewagen, die zich een wagon voor onze wagon bevindt.
“Ik wil een Duits biertje”, weet Erik al. Tobbe kijkt afkeurend. Bah, bier.
“Ik ga liever voor een Duits wijntje, geloof ik”, zegt hij.
Ik bestel ook een biertje en we praten over onze landen en alles wat we over elkaars landen weten.
“Eigenlijk ken ik niet zo veel uit Zweden”, zeg ik.
“O nee? Ikea, Vikingen, Astrid Lindgren?” Ah, ja, natuurlijk!
Het blijkt dus nogal mee te vallen.
Als we de drankjes ophebben, gaan we terug naar onze luxe stoelen. We kunnen nog drie uur slapen. Dat doen mijn nieuwe vrienden dan ook gauw. Ik kan de slaap niet zo makkelijk vatten. Ik ga nog een keer naar de wc en dan haal ik mijn boek uit mijn rugzak.
Het is kwart over vijf als ik me langzaam klaarmaak voor de volgende overstap. De jongens lijken nog diep te slapen. Ik haal mijn koffer alvast op. Bij het bagagerek aangekomen, krijg ik de schrik van mijn leven.
Waar is mijn koffer?
De drie backpacks staan nog waar we ze neergezet hebben, evenals de proviandtas van oma. Maar mijn koffer is in geen velden of wegen te bekennen.
Is dit een grap? Ik kijk om me heen. Hij is niet weggerold, of zo. Ik loop terug naar mijn stoel en wek de jongens.
“Guys! My suitcase is gone!”
Jos, bekend van het vervolgverhaal Jenthe in Terdege, blogt vanuit Oostenrijk.