In de nacht van 6 op 7 mei 1998 belde Kees van der Staaij zijn ouders rond halfdrie wakker: de SGP had tóch een derde zetel behaald. Op 19 mei zit hij 25 jaar in de Kamer. Daarom 25 vragen aan de nestor van de Tweede Kamer.
De werkkamer van Kees van der Staaij is er een met fraai uitzicht. Heel in de verte kun je de koepel van het karakteristieke Kurhaus aan de Scheveningse boulevard zien. Enkele kilometers dichterbij vliegt regelmatig een attractie van de kermis op het Malieveld boven de bomen uit. Vlak naast dat bekende demonstratieterrein had Kees van der Staaij (55) bijna 24 jaar lang zijn werkplek.
De werkplek mag voorlopig veranderd zijn, het meubilair ging mee. Zo ook de foto’s aan de wand van de werkkamer. Alle vier de beelden zeggen iets over de persoonlijke interesses van Van der Staaij. De graftuin in Jeruzalem. Fraaie gebouwen in Cartagena, een havenstad in Colombia, „het geboorteland van onze kinderen.” En twee foto’s die de verbondenheid met lijdende christenen wereldwijd tonen.
In 25 jaar verandert en gebeurt er veel, zowel thuis als op het werk. Vandaar evenzoveel vragen.
Om te beginnen: Wat kiest de nestor bij de volgende vijf keuzes?
1. Thuis debatteren of in de Tweede Kamer?
„In de Tweede Kamer. Mijn vrouw is geen fan van langdurige debatten. Mijn zoon is geïnteresseerd in de internationale politiek. Dus we voeren best eens een gesprek over bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne. Maar de echte debatten vinden plaats in de Tweede Kamer.”
2. Een gesprek voeren of een boek lezen?
„Dat vind ik een lastige. Alleen lezen en er niets mee doen, vind ik onbevredigend. Als ik lang heb gelezen, zie ik uit naar een goed gesprek. En omgekeerd.”
3. Een strandwandeling of een tocht door de bergen?
„Een strandwandeling. Ouddorp is voor ons als gezin een bijzondere plek, daar heeft mijn schoonfamilie een huisje. We komen er graag en vaak. Vooral ’s morgens vroeg of ’s avonds laat is het heerlijk om met je voeten door het zand te lopen en de zee te horen ruisen.”
4. De krant lezen in een luie stoel of boven op de schoorsteen?
„Meestal in de luie stoel. Maar ik ben ooit betrapt door een vriend toen ik met de krant op de schoorsteen van mijn ouderlijk huis in Rhenen was geklommen. Ik had er een prachtig uitzicht over de omgeving. Dit is geen aanmoediging om mijn voorbeeld na te volgen.”
5. Tankcommandant of Tweede Kamerlid?
„Tweede Kamerlid. Maar mijn militairediensttijd was een waardevolle ervaring. Je wordt dan uit je comfortzone gehaald. We moesten marsen lopen met zware bepakking. Dan raakte je vermoeid, maar ineens moest je nog een stuk rennen. Ik weet nog dat ik soms dacht: Ik kan niet meer! Toch moest je door. Op zo’n moment bleek je over reserves te beschikken.
Dat je bewust geen informatie kreeg over wat er zou gaan gebeuren, vond ik ook lastig. Het was heel nuttig: een les in overgave. Wat ik verder mooi vind: in het leger ontmoet je mensen van buiten je eigen bubbel.”
6. Wat herinnert u zich van uw eerste werkdag in de Tweede Kamer?
„We hadden geen derde zetel behaald, dus voor de dag na de verkiezingen had ik mijn koffertje klaargezet om zoals gewoonlijk naar mijn werk bij de Raad van State te gaan. Rond middernacht belde Van der Vlies. „Er is een foutje gemaakt, we hebben toch drie zetels.”
Die nacht heb ik niet meer geslapen. Ik dacht steeds: misschien is er nóg wel een fout gemaakt. Maar om halftien ’s morgens zat ik bij mijn eerste fractievergadering. Kort daarna ontmoette ik een niet-christelijk Kamerlid. Hij zei: „Je ziet het vast als een wonder van God dat jullie toch die derde zetel behaalden.” En ja, zo zagen wij het. Wij waren uitgerekend en uitgeteld. Toen gaf Hij ons die derde zetel.”
7. Wanneer had u voor uw gevoel het werk in de Tweede Kamer onder de knie?
„Bij de Raad van State zeiden ze: Je doet er vijf jaar over om jurist te worden, maar een politicus doet er nog veel langer over om politicus te worden. En dat klopt. Het politieke werk is zo veelzijdig. Voordat ik het ambacht beheerste, was ik twee Kamerperiodes verder. Het ging er 25 jaar geleden ook wel anders aan toe dan nu. Als je in een kleine fractie zat, duurde het soms bijna vier jaar voordat je je maidenspeech mocht houden. Nu gaat alles sneller. Zowel het tempo als de verwachtingen zijn opgeschroefd.”
8. Wat was een hoogtepunt?
„Ik kwam op een restzetel binnen. In 2002 was er door de komst van de LPF en de moord op Pim Fortuyn een heel hoge opkomst. Daardoor raakten we –hoewel we meer stemmen hadden– de derde zetel kwijt. Het leek erop dat we die niet meer zouden terugkrijgen. Maar op mijn verjaardag in 2012 ontvingen we toch weer die derde zetel en zo kwam Roelof Bisschop in de Tweede Kamer. Het was opvallend dat er in die jaren om een meerderheid voor de kabinetsplannen te vinden vaak naar de SGP gekeken werd. Verder ervaar ik de kiezerstrouw altijd als heel bijzonder. De grote betrokkenheid, de steun en het gebed vanuit de achterban en de kerken.”
9. En een persoonlijk hoogtepunt?
„De komst van onze kinderen. In 2001 en 2003 zijn Marlies en ik naar Colombia afgereisd om hen op te halen. Tot op de dag van vandaag zijn we er diep dankbaar voor.”
10. Op hoogtepunten volgen vaak ook weer dieptepunten. Welke in de Tweede Kamer vergeet u nooit?
„Het Nashvilledebat heb ik als heel aangrijpend ervaren. Dat zorgde in de hele maatschappij voor veel beroering. Dat zat ’m niet uitsluitend in dat document, de discussie ging veel dieper. Ik voelde toen heel sterk: mag je Bijbelse opvattingen nog wel naar voren brengen? In gedachten zie ik nog dat hele rijtje collega’s voor de interruptiemicrofoon staan. Ik probeerde fijngevoelig onze standpunten onder woorden te brengen, maar ik voelde nadrukkelijk: dit kan en mag in de ogen van veel mensen niet meer. Het voelde als terrein prijsgeven.
Tijdens het debat over het homohuwelijk was er nog ruimte voor gewetensbezwaren. Er was nog begrip voor het standpunt: vanuit de Bijbel kunnen mensen daar anders over denken. Maar inmiddels worden Bijbelse opvattingen als kwetsend ervaren. Tegelijk moet dat ons niet verrassen en niet de mond snoeren. Groen van Prinsterer zei al: „Als we de Bijbel loslaten als grondslag voor recht en kwaad, zal er vroeg of laat onverdraagzaamheid komen.” Dit was een moment waarop ik dat sterk ervoer. Dat deed pijn en gaf verdriet. Maar juist toen ik daarover tobde, werd ik bemoedigd vanuit Psalm 75: „Uw Naam zo rijk van eer, is tot onze vreugd nabij.” Het moet ons niet gaan om applaus van de samenleving, maar bovenal om de gunst van de Heere.”
11. Waren er dieptepunten in uw persoonlijke leven?
„Dan denk ik meteen aan het wegvallen van mensen die veel voor me betekenden. In 2010 overleed mijn lieve moeder. Zij was van grote betekenis in mijn leven, en later voor ons hele gezin. Neem alleen al de manier waarop ze met volle overgave op de grond met de kleinkinderen speelde. Zij was een van de personen die mij lieten zien dat er meer is dan politiek. Ook het overlijden van mijn schoonvader, een tante bij wie ik in mijn studententijd veel kwam en –heel plotseling– mijn zwager was erg aangrijpend.”
12. In 1998 belde u ’s nachts uw ouders wakker, omdat de sgp toch een extra zetel had gekregen. Welke nacht in de Tweede Kamer blijft u nog meer bij?
„Die van de paspoortkwestie van Ayaan Hirshi Ali. Dat debat duurde tot tien voor halfzes. Het werd donker en weer licht en al die uren hing er een zinderende spanning.”
13. En welk moment blijft u verder altijd bij?
„11 september 2001. Op grote schermen zagen we hoe vliegtuigen de Twin Towers binnenvlogen. Ik vergeet het nooit meer.”
14. Wat is het grootste verschil tussen de Tweede Kamer van nu en die van 25 jaar geleden?
„De hele digitalisering. Ik kwam hier zonder mobiel binnen. ’s Morgens vroeg haalde ik een pieper uit het rek. Als die ging, liep ik naar een telefoon en via een speciale code kreeg ik dan contact. Ook kwamen er nog stapeltjes brieven binnen. De hele hectiek is toegenomen. Dat maakt ons werk aan de ene kant vluchtig. Er ligt een rapport en binnen een halfuur moet er een reactie binnen zijn, anders wordt ons standpunt niet meegenomen. Dan denk ik soms: mogen we het rapport eerst nog lezen?
Maar de positieve kant is dat mensen in het land tegenwoordig vanuit hun huis met eigen ogen kunnen zien wat er hier gebeurt.”
15. Ieder jaar laat u in de algemene politieke beschouwingen de Bijbel spreken. Krijgt u daar reacties op?
„Ja, van mensen uit heel Nederland. En dat zijn niet alleen christenen of SGP’ers. Ook ministers en Kamerleden komen er soms op terug. In de meeste debatten hebben we slechts een paar minuten spreektijd, maar bij de Algemene Politieke Beschouwingen krijgen we ruim een kwartier. Wat is er dan mooier dan iets vanuit de Bijbel naar voren te brengen? In 2019 heb ik de geschiedenis van de verloren zoon gedeeld. Op dat Bijbelverhaal kregen we de meeste reacties. De verloren zoon had het niet gemaakt, maar zat diep in de misère. Dat riep bij veel mensen herkenning op. Het oog hebben voor het verlorene, heeft mensen geraakt. En dat er een weg terug is.”
16. Heeft de politiek u als persoon veranderd?
„Ja, ongetwijfeld. Ik was toen ik in de Kamer kwam 29 en nog niet uitgeleerd. Dat ben je nooit. Ik was in het verleden sterker op de inhoud gefocust. Nog steeds vind ik een goed verhaal belangrijk, maar het kopje koffie ervoor kan minstens zo belangrijk zijn. Ik ben meer gaan investeren in relaties.
En ik denk ook dat ik in de omgang met anderen het een en ander heb af- en bijgeleerd. Ik heb geleerd om me meer open te stellen. In het begin had ik de neiging om me terug te trekken als ik mensen ontmoette die heel zwart-wit in hun oordeel waren. Maar als je je open durft te stellen, komen anderen ook uit hun schulp en worden contacten waardevoller.”
17. Toen u partijleider werd, zei de toenmalige voorzitter van SGP-jongeren: „Het is goed als de SGP weer een scherper profiel krijgt en niet alleen de partij is die de nestor levert.” Inmiddels bent u, net als van der Vlies destijds, de Nestor. Hoe ervaart u dat?
„Doordat je weet hoe de hazen hier lopen, kun je de nestorrol gebruiken om je achter de schermen in te zetten en zo het instituut Tweede Kamer te versterken. Dat kan bijvoorbeeld door mee te denken hoe je met veel nieuwe mensen in de Kamer het werk efficiënt kunt oppakken.” Lachend: „Maar ik waak ervoor om me terug te trekken in de nestorrol. Het SGP-profiel blijft mijn eerste verantwoordelijkheid. Als partij willen we voeling houden met onze achterban. Steevast staat er in rapporten van partijen die zetels verloren, dat ze te weinig contact onderhielden met de achterban. Dus dat we af en toe in een talkshow zitten, betekent niet dat we de avonden in Krabbendijke, Gouda of Uddel overslaan.”
18. Welke thema’s in de politiek zijn belangrijk voor u?
„Als team hebben we een aantal thema’s –zoals opkomen voor Bijbelse normen en waarden, de zondagsrust, de beschermwaardigheid van het leven– die we graag speerpuntgericht bewaken en uitbouwen. Door de jaren heen ben ik me ook meer gaan realiseren dat er in het buitenland politieke partijen zijn waarmee je verwantschap hebt. Door samen te werken kun je elkaar opscherpen en stimuleren. Een mooi voorbeeld daarvan is het feit dat we zowel in het Slowaakse als in het Nederlandse parlement bezwaar aantekenden tegen antisemitische invloeden in schoolboekjes.
Bij een reis voor de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken kijk ik altijd of ik kan opkomen voor vervolgde christenen. Ik vond het uiterst schrijnend dat in Europa de kranten bol stonden van de aanslag op Charlie Hebdo en dat honderden doden door de zoveelste aanslag van Boko Haram op christenen in Nigeria met een snippertje in het nieuws werden afgedaan.
En natuurlijk is Israël een belangrijk thema. Ik ben meer dan tien keer in dat land geweest. Zo vaak heeft het bestaansrecht van de staat op het spel gestaan. Dat land heeft mijn hart.”
19. U zit 25 jaar in de Tweede Kamer. Dat maakt u tot een bekende Nederlander. Wat is de leukste reactie die u op straat kreeg?
„Vooral de bijna-herkenning geeft vermakelijke situaties. Mensen herkennen je gezicht, maar zoeken het in hun eigen wereldje. Dat levert reacties op als: „Heeft u ook op de hotelschool gezeten?” Of ze zoeken me in de hoek van het betaalde voetbal. Soms zijn mensen verrassend creatief in het tonen van sympathie. Een tijdje geleden dronk ik samen met Marlies wat in een strandtent in Ouddorp. Toen ik wilde afrekenen, bleek de rekening al voldaan te zijn. Op de kassabon was gekrabbeld: „Veel waardering voor uw werk.” Zo’n hartelijk gebaar maakt veel indruk op me.”
20. Wat betekent uw vrouw, Marlies, voor u?
„Ontzettend veel. Ik bewonder haar warmte en hartelijkheid. Ook als mijn werk voor haar beperkingen meebracht, steunde ze me. Zeker in het begin zei ik weleens: „Ik ben om halfacht thuis” en dan werd het toch tien uur, zodat zij haar afspraken moest afzeggen. Ook op een praktische manier helpt ze me. Ze is mijn belangrijkste raadsvrouw en coach.”
21. Met welke eigenschap maakt u haar lichtelijk wanhopig?
„Gestructureerdheid. Waar het in de Tweede Kamer vaak nuttig is om uiterst gedisciplineerd je weg te gaan, is dat privé soms minder handig. Marlies daagt me regelmatig uit tot een beetje flexibiliteit. Dus niet klokslag halfeen willen eten, maar accepteren dat tien minuten later ook prima is.”
22. Sinds 2022 bent u ouderling in de oud gereformeerde gemeente Van Benthuizen. Hoe combineert u dat met uw werk?
„Dat is zeker wel passen en meten. Tegelijk heb ik het altijd vreugdevol gevonden iets anders ernaast te doen. Politiek is zo’n slokop. Ik had net het werk voor de raad van toezicht voor verpleeghuis Salem afgesloten, toen er opnieuw een beroep vanuit de kerkelijke gemeente op me werd gedaan. Ik heb het duidelijk als roeping ervaren en hier ja tegen gezegd, al zag ik nog niet hoe dat concreet zou gaan. Juist in die tijd las een van de diakenen op zondag een preek over Psalm 37 vers 5. „Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken.” Zo voelde ik ook dat ik dingen uit handen moet geven, zonder dat ik precies de weg weet die ik zal gaan.”
23. Lange tijd vormde u samen met Geert Wilders en Khadija Arib een driemanschap. Alleen Wilders is nog in de Kamer te vinden. Wat doet dat met u?
„Daarover had ik het onlangs met Laurens Dassen van Volt. Die zei: „Wat heb jij al veel mensen zien komen en gaan.” Dat is zo. Aan het begin van een nieuwe Kamerperiode merk je dat er veel mensen vertrokken zijn. Dan voel je het verlies en een stukje verlegenheid: ga ik alle nieuwe mensen weer leren kennen? Maar na een poosje is er de verwondering: met de nieuwe collega’s heb je weer fijn contact gekregen. Zo is het leven. Steeds weer afscheid nemen. Bij 25 jaar Kamerlidmaatschap komt dat wel extra op me af. In het bijzonder denk ik aan mijn oud-collega’s Van den Berg en Van der Vlies. Voor beiden had ik diep respect, met beiden had ik een warme vriendschap. Allebei zijn ze helaas overleden. Alles gaat voorbij.”
24. Kunt u zich een leven zonder de politiek voorstellen?
„Ik zou heel gemakkelijk met ja kunnen antwoorden. Ik heb ook altijd gezegd dat ik niet mijn hele hebben en houwen aan de politiek wil ophangen. Tegelijk is dat een antwoord met mijn verstand. We zitten nu als Tweede Kamer in een tijdelijke huisvesting. Van tevoren was ik daar nuchter in: Kom op, het zijn dezelfde stoelen waar we op zitten. Toch mis ik het Binnenhof al meer dan ik me realiseerde.”
25. In een eerder interview in Terdege zei u dat u gezien hebt dat Gods werk dwars door alles heen doorgaat, vaak op ongedachte wijze. Hoe hebt u dat in de Kamer ervaren?
„Dan noem ik weer de namen van Van der Vlies en Van den Berg. Ik mis hen. Tegelijk zijn zij degenen die altijd gezegd hebben: „Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.” Het is een wonder dat Gods trouw doorgaat. Zijn Koninkrijk komt.
Als we het van onszelf of van anderen verwachten, raken we teleurgesteld, maar als we het van de Heere verwachten, is het altijd weer rijker dan wij beseffen. Soms zei ik iets heel genuanceerd en empathisch en hadden mijn woorden toch maar weinig kracht. Andere keren stond ik onbeholpen aan de interruptiemicrofoon en hoorde ik achteraf dat iemand erdoor geraakt was. Ons werk hoeft niet perfect te zijn om toch gebruikt te worden.
Ik ben zo vaak bemoedigd door Gods Woord. Neem Jezus’ bekende uitspraak: „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” Als ik spreek met christenen die vervolgd worden, hoor ik vaak dat juist deze ”Ik-ben-uitspraak” hen raakt. Het was Jezus’ antwoord op de vertwijfelde vraag van Thomas: „Hoe kunnen wij den weg weten?”
De gelijkenis van de verloren zoon was het antwoord van Jezus op de mopperende en verongelijkte farizeeën. Gods weg is vaak anders. Als wij de weg niet meer weten, kan dat juist Gods weg zijn. Daarin zit zo veel bemoediging en ontspanning.
Aan de andere kant is het ook juist zo dat het bijzondere verplichtingen met zich meebrengt als je de Naam van God noemt.
Ik kan echt niet zeggen dat ik alles goed heb gedaan. Tegelijkertijd hoeft dat ook niet. En dat zeg ik niet om me ervan af te maken, maar wel om het uit handen te geven. En dat is een les die ik steeds weer moet leren.”
Dit interview met Kees van der Staaij verscheen in Terdege nr. 17, 9 mei 2023.
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen