„Je begint een winkel en je weet niet wat je overkomt”

„Je begint een winkel en je weet niet wat je overkomt”

Willianne hoeden-  Genemuiden- RenateB _2_

„Als ik ’s morgens de winkel binnenstap, voelt het soms nog steeds alsof die niet van mij is”, zegt Willianne Hubach (27). Afgelopen voorjaar opende ze haar eigen hoedenzaak in Genemuiden.

De winkel is haar een beetje overkomen, vertelt Willianne. Het begon met een hobby, die veranderde in werk. De klantenkring groeide en nadat ze een paar jaar vanuit haar ouderlijk huis had gewerkt, was er ineens een winkelpand beschikbaar. Voor ze het wist ging in maart Willianne Hoeden open.

Op deze herfstachtige dinsdag is het stil in de zaak, die van donderdag tot en met zaterdag geopend is. De zwarte luxaflex zit dicht. Bewust. „Anders zijn er altijd mensen die op het raam tikken om te vragen of ze naar binnen mogen.” Maar daar heeft de bescheiden verkoopster geen tijd voor. Als de winkeldeur dicht zit, is zij druk met onder meer het garneren van hoeden. Met naald en draad voorziet ze de hoofddeksels, die ze ”kaal” heeft ingekocht, van een versiering zoals een leren bandje, veertjes of een wollen ”krul”.

Achter in de winkel is haar werkhoek. Daar staat de naaimachine, een koffiezetapparaat, een strijkplank. Dankzij de daglichtlampen heeft Willianne er goed licht. „Heel belangrijk; als je geen goede verlichting hebt, denk je ’s avonds dat je netjes genaaid hebt, maar ontdek je de volgende morgen dat de steken niet mooi zijn.”

Hoeveel uur maak je per week?

„Ohhhh, laten we het daar niet over hebben. Veel, heel veel. Vanaf de opening in maart tot aan de zomervakantie werkte ik bijna zes dagen per week. In het begin kost een eigen zaak veel tijd. Je hebt te maken met nieuwe leveranciers en je moet nog veel uitzoeken.”

In lichte kasten langs de wanden liggen de hoeden uitgestald. Een rek met sjaals, enkele tassen en een kastje met hoofdbanden en handschoenen maken de collectie af. Op een grote tafel ligt uitnodigend een stapel tijdschriften. Erbovenop een boekje met een knalgele omslag: ”De hoed en de rand”. Het gaat over wat er in 1 Korinthe 11 staat over de hoofdbedekking en over de betekenis van die woorden voor nu.

In een klassieke, crèmekleurige kop-en-schotel serveert Willianne koffie. Het verkopen van hoeden is een „uit de hand gelopen hobby”, vertelt ze, terwijl ze neerstrijkt. „Als kind en als tiener wilde ik graag een hoed op in de kerk. Hoeden worden hier in Genemuiden veel gedragen, en ik wilde er ook een. Maar hoeden zijn duur, dus ik kreeg een baret. Die kriebelde vreselijk!” Toch werd haar hoedenwens vervuld. Willianne kreeg de oude hoeden van haar moeder en oma en mocht daarvan iets leuks maken om zelf te dragen. Haar allereerste creaties heeft ze nog. In een kast in de werkhoek liggen een paar zwarte hoeden. „Soms willen klanten die zelfs kopen.”

Hoe deed je dat toen, een oude hoed vermaken?

„Ik haalde de rand ervan af, zodat het een dopje werd. Een grote hoed zette ik als tiener niet op, dat vond ik ouderwets. Wat ik toen deed, was van oude hoeden vlotte hoedjes maken. Ik was er uren mee bezig, want ik vond wel dat het heel mooi moest worden. Mijn eerste zelfgemaakte hoeden heb ik lang gedragen. Na een tijdje had ik er best veel. Daardoor kon ik in de kerk ’s middags een andere opzetten dan ’s morgens. Een hoed dragen was toen leuker dan tegenwoordig.”

Waarom?

„Nu ik een hoedenwinkel heb, letten mensen erop wat ik draag in de kerk. Maar ik wil geen wandelend reclamebord zijn. Hoeden maken vind ik gewoon leuk, verder blijf ik liever op de achtergrond.”

Welke vooropleiding heb je?

„Op het Hoornbeeck College heb ik de mbo 3-opleiding tot verkoopspecialist gedaan. Ik was altijd een beetje zoekend naar wat ik wilde gaan doen.” Haar creativiteit was duidelijk aanwezig, maar daarmee geld verdienen leek Willianne niet makkelijk. Dus deed ze, nadat ze als 18-jarige van school was gekomen, onder meer schoonmaakwerk en stond ze in een viswinkel. Hoewel ze na verloop van tijd zelf genoeg hoeden had, waren er nog ideeën te over. „Als het je leuk lijkt om hoeden te gaan verkopen, dan begin je toch gewoon?” zei iemand. Daarop ging Willianne met een kraam met hoeden op een verkoping voor het goede doel staan. „Ik heb er toen maar één verkocht”, zegt ze lachend.” Maar er begon wel een balletje te rollen: de buurvrouw van haar eerste klant wilde ook zo’n hoedje... „Het startte heel klein, en langzaam maar zeker werd het groter.” De collectie breidde uit, de klantenkring groeide. De oude, verbouwde hoedjes van haar moeder en oma hadden inmiddels plaatsgemaakt voor nieuw ingekochte modellen, die Willianne zelf garneerde.

Je werkte de eerste jaren vanuit huis.

„Ja, ik zat thuis bij m’n ouders aan de eettafel hoeden te garneren. Ik werkte in de woonkamer en verkocht de hoeden in de keuken, want in de kamer was het door al mijn bezigheden een rommel. Dat mijn ouders dat goed hebben gevonden... Voor de zondag bracht ik alle spullen naar de garage. De hoeden waren daar in dozen opgeslagen. Als er een klant kwam, haalde ik ze eruit. We kregen soms wel vier avonden in de week mensen over de vloer. Dat had wel iets gezelligs. Dat huiselijke zit er nog steeds in, in de winkel.”
Na een paar jaar vond Willianne het geen doen meer om vanuit huis te verkopen. „Maar een eigen winkel beginnen doe je niet zomaar, en het was ook nog eens coronatijd.”

Hoe ging dat verder?

„Mijn jongere broer werkt bij cafetaria-restaurant Restaria, dat zit een eindje verderop. Hij vroeg aan z’n baas of het pand waar zij eerst zaten, te huur was. Dat bleek zo te zijn; binnen een week hadden we een overeenkomst. Alles ging zo snel dat het me overviel. Nog steeds denk ik weleens: waar ben ik aan begonnen?” Toch moest ze wel starten met de winkel, vindt Willianne. „Ik stond op een tweesprong: ga ik er helemaal voor, of niet?”

Wat maakte dat je zei: ik ga ervoor?

„Ik kon me geen leven voorstellen zonder hoeden! Het garneren ervan vind ik nog steeds het allerleukst om te doen. Maar verkopen is ook mijn ding, ik heb tenslotte een verkoopopleiding. Nu heb ik een goede balans tussen die twee: de eerste helft van de week garneer ik hoeden, het tweede deel van de week verkoop ik ze.”

Heb je alle hoeden in de winkel zelf gegarneerd?

„Tot afgelopen zomer wel. Maar het was zo druk, dat het me te veel werd. Op sommige dagen dacht ik zelfs: ik kan geen hoedje meer zien. Echt, je begint een winkel en je weet niet wat je overkomt. Ik heb geen personeel in dienst en doe het allemaal alleen. Daarom heb ik voor het winterseizoen ook hoeden kant-en-klaar ingekocht. Maar ik probeer het wel exclusief te houden; exclusief en betaalbaar.”

WAAROM RICHT JE JE OP

BETAALBARE HOEDEN?

„Zelf kreeg ik vroeger geen hoedje, dat was te duur. Daarom is mijn insteek: ik verkoop betaalbare hoeden voor iedereen. Daar doe ik echt mijn best voor. Zo verkoop ik bewust geen design- of heel dure hoeden. Ik heb wel één duurder merk, omdat daar veel vraag naar bleek te zijn: het Engelse Whiteley. Die hoeden heb ik apart gezet, om te voorkomen dat mensen met een hoed in handen staan, op het prijskaartje kijken en schrikken. Voor een dopje van Whiteley betaal je zeker 100 euro, de prijzen van andere dopjes beginnen lager.” Op een plank onder het raam liggen stapeltjes baretten. „Daar is minder vraag naar. Ook kinderen dragen hier hoedjes.” Willianne wijst op een paar kleine, klassieke dopjes in wit en donkerblauw. „Meisjes van 2 jaar hebben die al op.”
De grote kasten zijn gevuld met hoeden in donkerblauw, wit en zwart. Hier en daar springt een kleur als donkerrood of oudroze eruit. De klanten in Genemuiden kiezen vooral voor klassieke kleuren, merkt Willianne. „Met een gekleurde hoed val je hier al snel op.” Willianne zelf houdt van een zekere eenvoud. Met een hoed hoef je geen „modeshow te lopen”, vindt ze. „Waarom draag je die tenslotte? Doe maar gewoon, vind ik.”

Wat kenmerkt jouw klantenkring?

„Elke plaats heeft zijn eigen stijl. Ik richt me vooral op wat de mensen hier mooi vinden. In deze omgeving houden de meesten van een klassieke hoed, niet van toeters en bellen. Glad en strak, zeggen ze weleens. Elders worden er veel cowboyhoeden gedragen, bij mij lopen dopjes goed. Die vind ik zelf ook leuk. En wat je zelf het leukst vindt, verkoop je het best.”

Wat voor hoed is een "echte Willianne"?

„Pff, dat is een lastige vraag. Ik hoor van klanten dat ze mijn hoeden herkennen. Sowieso aan het gouden logo dat ik erop naai. En aan mijn stijl, denk ik. Ik houd van strak en chic. Dat betekent niet dat ik alleen strakke hoeden verkoop. Als iemand dat wil, voeg ik naar wens van alles toe.” De garnering maakt de hoed, vindt Willianne. Ze wijst naar een exemplaar met een krul erop en daaromheen twee metalen ringetjes. „Dat is de kunst: de garnering blijven vernieuwen.” Daar kleeft wel een risico aan: „Soms heb ik zo’n ringetje of kraaltjes toegevoegd, en dan vragen de klanten: Kan het er ook af? Ze vinden het hier al gauw te veel poespas. Maar dat is niet erg.”

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

...
...............

...

...

...

...

...
...
    ...
    ...
  • ...
  • ...
    ..................
    ..................

    Smaakt Terdege naar meer?

    En wil je de andere artikelen ook graag lezen?

    Terdege-portfolio-nummer-12

    Auteur

    Annemieke Fieret

    Volg ons lifestyle platform op instagram.