Het ambt van God gekregen

Het ambt van God gekregen

familie Kippers- serie ambtsdragers- Markelo- RenateB (9)_preview

En dan ineens ben je ambtsdrager. Verkozen door de gemeente, geleid door God. Al ben je nog jong, al zit je tafel vol pubers: het ambt wacht. Hoe ervaren gezinnen dat? Ben je als ”vrouw van” ook geroepen? En is er wel genoeg oog voor de offers die het ambt van het thuisfront vraagt? Twee gezinnen vertellen.

  • WIE: Herman en Alette Kippers (beiden 42) uit Markelo, met Hanne (15), Matthias (14), Joachim (12), Liselot (8), David (4) en Simon (2).
  • AMBT: Ouderling in de hervormde gemeente, wijk 2 (Gereformeerde Bond) te Rijssen.
  • BEROEP: Financieel planner vanuit een eigen onderneming.
  • KERKENWERK: Gemiddeld één avond of dagdeel in de week: maandelijks een kerkenraadsvergadering en pastoraal bezoeker van vijftig gemeenteleden/gezinnen.

Vierentwintig jaar oud was Herman Kippers, toen hij voor het eerst geroepen werd om ouderling te worden in hervormd Rijssen. De wijkouderling kwam de brief aan de deur overhandigen. „We hadden het nog niet verwacht, omdat Herman zo jong was”, blikt Alette terug. „Ik weet nog dat ik als eerste aan de ouderling vroeg: „Weet u wel hoe jong Herman is?” „Niemand verachte uw jonkheid”, reageerde die meteen.” Eeuwen geleden schreef Paulus dat aan Timotheüs.

Herman wist wat het inhield om ouderling te zijn. Zijn opa en vader stonden in hetzelfde ambt. „Ik kon mijn vader wel uittekenen in de voorbereiding op een huisbezoek. Het was geen moeten voor hem, ik zag dat hij het met liefde deed. Het versterkte zijn persoonlijke geloof. Daarom stond ik er ook niet negatief tegenover. Wel voelde ik mij heel onervaren. Dat heb ik biddend voor de Heere neergelegd. Daarna kon ik niet meer bedanken. Ik wist: als de Heere roept, dan zal Hij helpen.”

Achtergrond

Omdat ze nog met z’n tweeën waren, was de overgang naar het ambt voor Alette niet zo groot. Dat veranderde toen de kinderen werden geboren. „De avonden dat Herman weg was voor de kerk, kwamen dan op mijn schouders terecht. Jij trekt nu de deur achter je dicht, maar ik moet ze weer alleen naar bed doen, dacht ik dan weleens. Als je de dingen alleen doet, gaat het minder gestroomlijnd. Maar het leerde mij ook dat niet altijd alles perfect hoeft te gaan in huis. Belangrijker is het dat je het eens bent met de weg van de Heere met je man, en dus ook met jou.”

Dat laatste is cruciaal voor de vrouw van een ambtsdrager, benadrukt Alette. „Als God je man roept, word je als vrouw nog meer de hulp tegenover hem. Ik vang het gezin wat vaker alleen op. Mijn avonden zijn wat meer gebonden. Mijn plek is nog duidelijker de plek op de achtergrond geworden. Maar dat vind ik prima. Dit is mijn weg. Natuurlijk moet ik mijzelf weleens aan de kant zetten, als Herman plotseling weg moet bij ziekte of bij een overlijden. Maar als je weet dat de Heere riep, dan valt het dienen niet zwaar.”

Gedragen

Dat ervaart Herman ook, in zijn ambtelijk werk. „Soms kan een pastoraal bezoek een onverwachte zegen geven. Ik weet nog dat ik vier jaar ouderling was, toen er een kind overleed in een van de gezinnen die ik bezocht. Dan heb je niets om te zeggen. Dan moet je ook niet te veel zeggen. Maar ik voelde dat ik in die tijd erg gedragen werd door de Heere. Uiteindelijk zijn dat de beste momenten, als je het zelf niet meer weet, maar leiding van boven ontvangt.”

Op andere momenten kunnen zorgen drukken, vertelt Herman. „Ik heb veel randkerkelijke leden onder mijn hoede, sommigen komen nooit in de kerk. Dan zoek je naar wat je verantwoordelijkheid hierin is. Maar het leert je ook afhankelijk te zijn. Voorafgaand aan de pastorale bezoeken bid je om wijsheid en je bereidt het gesprek voor. Daarna moet je het aan de Heere overgeven.”

Woestijnperiode

Na de eerste roep vanuit de gemeente diende Herman twaalf jaar als ouderling. Er volgden twee tussenjaren en daarna kwam er opnieuw een brief. „Aan de tussenjaren denk ik met een dubbel gevoel terug. Enerzijds was het goed om los te komen van het ambtelijke werk. Na al die jaren van geven voelde ik mij leeg en was het goed om geestelijk weer op te laden. Aan de andere kant ervoer ik het ook als een moeilijke woestijnperiode. Het was de coronatijd en ineens verstomden de gesprekken, ook de geestelijke gesprekken. Juist daardoor zag ik de waarde van het kerkenwerk weer in. Er ontstond het verlangen om opnieuw te mogen dienen in de gemeente.”

Alette vond de tweede roeping van haar man moeilijker. „We hadden inmiddels een pubergezin en onze jongste gaf ik nog borstvoeding. Ik besefte dat de kinderen er meer van zouden merken. En mijn avonden zouden intensiever zijn, met huiswerkbegeleiding en pubervragen. Tegelijk dacht ik: als dit de weg van de Heere is, zullen we in gehoorzaamheid dienen. We maken nu scherpere keuzes in onze weekplanning. Zo bracht de roep juist ook weer rust in ons gezin.”

Meehelpen

De kinderen Kippers vinden het soms jammer dat hun vader regelmatig weg is voor de kerk. „Het is wel je vader, die wil je ’s avonds eigenlijk gewoon thuis hebben”, zegt Joachim erover. „Maar ik denk wel dat mijn vader mensen kan helpen, door met hen over het geloof te praten”, vult Matthias aan. Hanne voelt zich als dochter van de ouderling niet anders dan andere jongeren, vertelt ze. „Ik hoef me niet anders te gaan gedragen. Wel zeggen mensen soms dat ze het fijn vonden dat mijn vader bij hen op bezoek was.”

De drie zouden kerkraden willen oproepen om rekening te houden met de gezinssituatie van een ambtsdrager. „Het gezin moet het wel kunnen redden. Hier lukt het goed, omdat mama altijd thuis is en omdat wij allemaal meehelpen. Maar gemeenteleden hebben vaak geen idee wat ambtsdragers allemaal doen.”

Dit neemt niet weg dat ze het ambt als een belangrijke roeping zien. Joachim zou een roep uit de gemeente niet zomaar naast zich neer durven leggen, vertelt hij. „Het ligt er natuurlijk aan of je mag van de Heere en of je ertoe in staat bent, maar als dat zo is, dan zou ik er wel serieus over nadenken. Je doet toch wat belangrijks voor de gemeente.”

Zelfverloochening

Desondanks mag werk in de kerk nooit ten koste mag gaan van het gezin, benadrukken Herman en Alette. „In sommige gemeenten zie ik de gezinnen van ambtsbroeders disproportioneel lijden, omdat de mannen meerdere avonden per week weg zijn. Dan kan het zomaar te veel gaan kosten. Is dat wat God van ons vraagt? Een eerlijk gesprek over hoeveel zelfverloochening kerkraadswerk mag vragen, is belangrijk. In ieder geval is het niet juist om te denken dat je als ambtsbroeder altijd op alles ja moet zeggen.”

Herman is blij met de gematigde intensiviteit van het kerkelijk werk in Rijssen. „Onze gemeente is er heel ver in om zorgvuldig om te gaan met de tijd van ambtsdragers. Je tijd is een van de kostbaarste dingen die je hebt gekregen als mens. Op huisbezoeken gaat er daarom een bezoekbroeder mee in plaats van een ander kerkenraadslid. Catechisatie wordt door aangestelde catecheten gegeven. En bij rouw sluiten we niet elke avond af met de familie. Daar moet je keuzes in durven maken.”

Aan de andere kant gaat ambtelijk werk onvermijdelijk over offers brengen, weten Herman en Alette. En dat ervaren ze niet als een last. „Mag het volgen van de Heere ook wat kosten? Vraagt Hij dat niet juist van ons, om ons leven als een offer te stellen? Richting de kinderen benadrukken we dat regelmatig. Want dat geeft houvast, op momenten dat er veel van ons gevraagd wordt.”

  • WIE: Jelle (32) en Anna (28) Ponsteen uit Oud-Vossemeer met Joshua (5), Olivia (3), Seth (2) en Finn (6 maanden).
  • AMBT: Diaken in de gereformeerde gemeente in Nederland te Oud-Vossemeer.
  • BEROEP: Teamleider in de gehandicaptenzorg.
  • KERKENWERK: Een á twee avond(en) in de week: een avond om catechisatie te geven (in het winterseizoen) of huisbezoeken af te leggen (de overige maanden) en soms een extra avond kerkenraadsvergadering, ziekenbezoek of aanwezig zijn bij de belijdeniscatechisatie.

Tien jaar geleden hadden Jelle en Anna Ponsteen nooit kunnen denken dat Jelle nu ambtsdrager zou zijn. Toen woonden ze nog samen en leefden los van de kerk. Maar God leidde anders. „Zelf ben ik opgegroeid in de oud gereformeerde gemeente van Stavenisse”,  steekt Jelle van wal. „Anna komt uit Tsjechië en zij is niet kerkelijk opgevoed. Op haar achtste kwam ze naar Nederland. Later leerden wij elkaar kennen via Hyves”, glimlacht hij.

De twee krijgen verkering en Anna wil op zondagen wel mee naar de kerk. Nieuwsgierig verdiept ze zich in het christelijk geloof. „Anna is nogal filosofisch, dus ze stelde hele diepe vragen”, vertelt Jelle. „Toen begon ik te twijfelen. Wat doe ik eigenlijk nog in de kerk? dacht ik. We zwierven langs wat andere kerken, van de Hersteld Hervormde Kerk tot aan een pinkstergemeente. Het waren hele ervaringen, maar na verloop van tijd vond ik alles nutteloos.” Jelle en Anna zeggen het geloof vaarwel.

Het stel gaat samenwonen in Oud-Vossemeer. „Vanuit mijn opvoeding had ik geen gevoel bij het geloof, dus ik vond het prima dat we niet meer naar de kerk gingen”, vertelt Anna. „Maar op een gegeven moment merkte ik dat Jelle er last van kreeg. „Waarom ga je dan niet terug?” vroeg ik. Maar dat durfde hij niet meer.”

Voor Jelle leek dat onmogelijk: „Als je losraakt van de kerk, verlies je al snel veel van het geloof. Ik kon niet eens meer bidden. Alleen het Onze Vader wist ik nog. Dat ben ik maar gaan opzeggen.”

Overgebogen

Het is Anna die uiteindelijk in december 2015 op een zondag een appje stuurt naar haar schoonzus: Vanavond komen we naar de kerk.

„Toen konden we er niet meer onderuit”, vertelt Jelle. „We werden heel hartelijk ontvangen in mijn oude gemeente in Stavenisse. Vanaf toen zijn we elke zondag gegaan. Dominee Zwartbol, die er toen stond, nodigde ons uit op gesprek. Later zijn we belijdeniscatechisatie gaan volgen. In 2016 zijn we getrouwd. Omdat we nog samenwoonden, hebben we bewust ook schuldbelijdenis gedaan in de gemeente.”

Pasen 2017 zullen Jelle en Anna nooit vergeten. Dan doen ze belijdenis van het geloof. Anna wordt ook gedoopt. „Ik moest daar echt naartoe groeien”, zegt ze. „Je familie en achtergrond blijven toch trekken. Zelfs rokken dragen moest ik leren. Het was ook een moeilijke tijd in onze relatie. Achteraf denk ik dat ik Jelle een beetje kwijt was. Zelf ging ik gelukkig steeds meer beseffen dat de Bijbel echt een leidraad voor je leven is. Het geloof geeft zo veel rust en vrede. Gods bemoeienissen in je leven zijn geen grond voor de zaligheid. Maar ik ben wel door de Heere overgebogen om me bij de kerk te voegen, anders was ik in mijn oude levensstijl doorgegaan.”

Verlangen

In de coronatijd gaan Jelle en Anna, vooral uit praktische overwegingen, over naar de gereformeerde gemeente in Nederland in hun eigen dorp. „In 2022 las ik in het kerkblaadje dat er in het najaar een ledenvergadering zou worden gehouden”, vertelt Jelle. „Hoe dichterbij die vergadering kwam, hoe zekerder ik wist: de kerkenraad wordt uitgebreid en mijn naam staat op de lijst van nieuwe ambtsdragers. Ik kan niet goed omschrijven waarom ik dat dacht, want ik was ook bang dat ik het mezelf inpraatte. Wel had ik er een bepaald verlangen naar. Ik bad weleens: mag ik mijn leven in Uw dienst besteden?”

Op de zondag voor de vergadering hoort Jelle inderdaad aflezen dat hij verkiesbaar is als diaken. Enkele dagen later wordt hij door de gemeente gekozen. „Ik was verdoofd. Ik wist meteen: ja zeggen kan ik niet, nee zeggen durf ik niet”, herinnert Jelle zich.

Getrouw

Terwijl Jelle worstelt met de roep uit de gemeente, wordt er in zijn gezin een zoontje geboren, Seth. Die moet met spoed in het kinderziekenhuis in Amsterdam worden opgenomen, omdat er meconium in zijn longen zit. „Het waren onwerkelijke dagen”, blikt het stel terug.

De keuze om het beroep aan te nemen, wil Jelle alleen onder biddend opzien maken. „Op de dag dat ik moest beslissen kwamen de woorden ”Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal” in mij op. Die avond heb ik het ambt aan mogen nemen. Enkele dagen later luisterde ik naar een preek waarin dominee Weststrate deze woorden aanhaalde als een bemoediging voor ambtsdragers. Dan kun je alleen maar bidden: „Wilt U dat ook aan mij betonen?””

Anna herinnert zich het moment nog goed dat Jelle haar vertelde dat hij het ambt wilde aannemen. „We stonden samen rond de couveuse. „Ik durf het eigenlijk niet te vragen, want we hebben andere zorgen”, zei hij. Maar ik wist al wat hij wilde zeggen. „Het is goed”, zei ik. Al zag ik er wel tegenop dat Jelle vaker weg zou zijn ’s avonds.”

Behapbaar

Achteraf zien Jelle en Anna duidelijk Gods leiding in de verkiezing als diaken. „We zijn niet zo van de hobby’s en de vriendengroepen, en dat is nu heel fijn”, vertelt Jelle. „Als kind was Oud-Vossemeer de laatste plek waar ik wilde gaan wonen. Later ging ik helemaal weg bij de kerk. Maar nu ben ik hier op het dorp dus diaken. De Heere bestuurt alle dingen.”

Het werk in de kerk ervaren Jelle en Anna niet als veel. „Binnen de kerkenraad is er echt oog voor ons jong gezin. Pas nog zei een ouderling: „Ik hoor dat je al genoeg drukte hebt de komende weken, ik vraag wel een andere broeder mee op huisbezoek.” Dat waardeer ik echt. De schoolvakanties houden we zo veel mogelijk aan en bij de ouder- en ziekenbezoeken ga ik alleen mee als ik daar gelegenheid voor heb. Zo blijft het werk behapbaar.”

Rol

Hoewel Jelle diaken is, voelen Jelle en Anna zichzelf soms nog vreemden in de gemeente. „Misschien komt het doordat we nergens meer bij passen, door ons verleden. Vroeger waarschuwden anderen ons voor hoe we leefden, nu zijn wijzelf terughoudender geworden richting de wereld. Daarnaast is de relatie met mijn familieleden moeilijk, omdat ze onze keuzes niet begrijpen”, vertelt Anna. „Dat maakt soms eenzaam. Aan de andere kant merken we echt waardering uit de gemeente. Rond Kerst kregen we meerdere bedankjes van gemeenteleden. Ze zien hier wel wat kerkenraadswerk van een gezin vraagt.”

Anna merkt dat ze nu een rol als ”vrouw van de diaken” heeft. „Ik denk dat mensen uit de kerk wel wat meer op mij letten, maar ik wil vooral mijzelf blijven. Het is hier de gewoonte dat de vrouwen van ambtsdragers meegaan naar bijvoorbeeld kraambezoeken en begrafenissen. Maar als ik geen oppas heb, lukt dat niet, en dat is ook goed. Ik merk gelukkig dat ik het ambt van Jelle als iets positiefs zie. Jelle had zijn avonden ook anders kunnen invullen, maar het is toch veel mooier dat hij voor de kerk weg mag zijn?”

Liefdedienst

Zo kijkt ook Jelle naar zijn ambtelijke werk. „Vooraf leek het zwarte pak me heel benauwend, maar zo ervaar ik het echt niet. Wel voel ik nog altijd spanning als ik voor in de kerk de dienst moet beginnen. Ik houd er niet van om in de belangstelling te staan. Maar juist op die momenten helpt de Heere uit en door.”

De kinderen van Jelle en Anna weten niet beter dan dat hun vader diaken is. De vijfjarige Joshua gaat graag mee, als zijn vader op maandagavonden kindercatechisatie geeft. Dat werk heeft Jelles hart. „Ik ben er graag voor de kinderen in de gemeente.

De laatste tien minuten van de les lees ik altijd voor uit een boek rond de Bijbel. Deze week las ik iets van McCheyne. Die benadrukte zo dat je in je jonge leven al de Heere moet dienen.

Dan denk ik: dat ik dit mag doen! Dan mag je het ambtelijk werk echt als een liefdedienst ervaren.”

„Gemeente heeft dochters van Sion en moeders in Israël nodig”

De bekende dominee Overduin –van het boek ”Hel en hemel van Dachau” – hield ooit een lezing met de titel: ”De vrouw in de pastorie, een engel of een duivel”. De vrouw van een ambtsdrager is óf het een óf het ander, stelde de predikant.

„Mijn vrouw en ik hebben de lezing met zijn wijze lessen nooit vergeten”, schrijft dominee J. Westerink er terugblikkend over. „We hebben in de vijftig jaren in de pastorie de waarheid van het een én het ander met vreugde en verdriet rondom ons gemerkt (…). Gelukkig konden wij vaak tegen elkaar zeggen: „Wat een zegen dat die man zo’n vrouw heeft gekregen.” Helaas zijn er ook momenten geweest dat we verzuchtten: „Je zult er toch mee getrouwd zijn!”

De christelijk gereformeerde ds. Westerink schreef het boekje ”De vrouw van… Gedachten over de vrouw van een ambtsdrager”. Daarin benadrukt hij dat het belangrijk is dat man én vrouw achter het ambt van de man staan. „Een man kan dan in een onmogelijke situatie terechtkomen als zijn vrouw geen liefde heeft tot de dienst van de Heere en Zijn dienst niets mag kosten. (…) Zulke vrouwen hebben onze gemeenten vandaag nodig: dochters van Sion en moeders in Israël.”

Daarom moeten man en vrouw eerlijk overleggen over de roeping van het ambt, schrijft ds. Westerink. „Om iets te noemen: de aanstaande ouderling of diaken zal minder tijd ter beschikking hebben voor zijn gezin. Kan het gezin, gelet op de gezinsomstandigheden, dat aan? Kan ”de vrouw van…” dat aan, gelet op haar gezondheidssituatie, gelet op de baan die zij heeft naast haar gezin? (…) Is zij bereid om samen met hem vrije dagen op te offeren, omdat haar man is afgevaardigd naar een kerkelijke vergadering? Is zij bereid om samen met hem de financiële consequenties te dragen als hij een promotie misloopt, omdat de tijd voor een cursus of vervolgopleiding ontbreekt?”

Tegelijkertijd mag de offervaardigheid rond het ambt niet tot het uiterste gaan, waarschuwt de predikant. Ook daarin heeft de vrouw een belangrijke rol: „Er zullen situaties zijn waarin zij met recht haar man moet voorhouden, dat zijn eerste verantwoordelijkheid ligt in zijn gezin, bij de vrouw die de Heere hem gegeven heeft en bij de kinderen die de Heere hun heeft toevertrouwd.”

Ds. Westerink noemt het een zegen wanneer een vrouw van een ambtsdrager bijtijds op de rem trapt, als ze ziet dat haar man prikkelbaar wordt, geen rust meer heeft of gespannen reageert op haar woorden en op het gedrag van de kinderen. Dan is ingrijpen nodig. Dit neemt niet weg dat elk ambt om zelfverloochening vraagt. „De Heere vraagt het en Hij mag het vragen. Hij was het immers Die ons dat alles ten gebruike gaf, in bruikleen. De Heere vraagt niet wat Hij niet eerst gaf. De Heere Jezus noemt dat: Je kruis opnemen. (…) Het gaat hier om het kruis van de zelfverloochening, waarbij ik niet mijn eigen weg ga, maar achter de Heere aan kom op de weg waarop Hij voorgaat.”

Tot zover ds. Westerink. Een bekend lied zingt: „Neem mijn leven, laat het Heer’, toegewijd zijn aan Uw eer”. „Maak mijn uren en mijn tijd, tot Uw lof en dienst bereid.” Lange tijd dwaalden mijn gedachten bij die zinnen af naar zendelingen en evangelisten. Nu voeg ik daar ambtsdragers aan toe. En hun gezinnen. Die zeker ook.

Dit artikel verscheen in Terdege (nr. 11, 25 februari 2025). Een los nummer is te bestellen in onze shop.

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Abonneer je op Terdege magazine

Nu slechts 9,95 p/mnd

Terdege-portfolio-nummer-12

Auteur

Henrieke Hoogendijk-van Dam

Volg ons lifestyle platform op instagram.