Heilig Avondmaal: bij de Meester aan tafel

Heilig avondmaal: bij de Meester aan tafel

spg-15292-dsLabee_gezin-3 site

Het heilig avondmaal is een hoogtepunt voor de christelijke gemeente. Tegelijk roept juist dit sacrament bij veel kerkgangers vragen en spanning op. Wat is een Bijbelse voorbereiding, de juiste houding, de gepaste viering?

Zowel in eigen gemeente als elders bediende ds. B. Labee vele malen het avondmaal. Toch trad er geen gewenning op. „In dit sacrament komen verleden, heden en toekomst bij elkaar. De herinnering aan het lijden en sterven van de Zaligmaker in het verleden, de verbondsmaaltijd in het heden, de tweede komst van Christus die wacht. Dat zijn zaken die elke keer weer verwondering oproepen.”

Hij was 29 toen hij voor het eerst aan het avondmaal ging, in de oud gereformeerde gemeente aan de Onderdijk in Hendrik-Ido-Ambacht. „Door Goddelijk licht geleid. Aan de Onderdijk was het zo dat je naar een van de ouderlingen ging als er het verlangen naar het heilig avondmaal was. Dan mocht je iets vertellen van wat er in je leven was gebeurd. Hoe de Heere in al je verlorenheid plaats had gemaakt voor de Middelaar en je iets van Hem had leren kennen. Er werd met instemming en hartelijke raadgevingen geluisterd. Eigenlijk kreeg je dan in figuurlijke zin je avondmaalspenning. Het was een onvergetelijke avond.”

Tijdens de dienst waarin hij voor het eerst ten avondmaal ging, preekte de voorganger over het uitdelen van brood en wijn door David, nadat hij de ark had opgebracht naar Jeruzalem. „Met een bevend hart, maar ook veel vreugde ben ik aan de tafel gegaan. Na zo’n eerste avondmaalsgang werd van je verwacht dat je er iets over kon vertellen. Dat heb ik mogen doen.”

Gewisse belofte

De predikant van de gereformeerde gemeente uit Veenendaal denkt met waardering aan dit klimaat terug. „Men was weleens wat scherp, maar overheersend was de liefde en het verlangen naar opwas in de genade. Bij zichzelf en bij anderen. Een bekende uitdrukking was: „In de tabernakel stond geen rustbank.” We worden als het goed is nooit een gearriveerd christen. Bij alles wat de Heere schonk, geldt: er valt meer te krijgen.”

Nu hij zelf predikant is, laat hij zich in de voorbereidingsprediking leiden door de lijn van het avondsformulier. „Je moet iets kennen van je zonde en vervloeking, het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus, buiten Hem niet meer kunnen leven en het hartelijke voornemen om oprecht in Gods wegen en naar al Zijn geboden te wandelen.” In de loop der jaren ging hij het laatste sterker benadrukken. „Door wat je in de gemeente tegenkomt. Wij zijn geen hartenkenner, we zien wel hoe iemands leven is.”

Zijn gedachten over het heilig avondmaal legde ds. Labee vast in het boekje ”Hij sterkt mijn ziel”. Hij bracht die ook naar voren tijdens gemeenteavonden waarin hij het formulier voor het heilig avondmal besprak. „Dat ben ik nu weer aan het doen. Veel aandacht besteed ik aan de zinsnede: „Of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn.” Niet het geloof is gewis, maar de belofte van God. Die blijft in alle aanvechting zeker. Alleen daarom kan de voet worden gezet naar de avondmaalstafel. God kan niet af van Zijn Woord, en ontfermt zich over hen die in hun zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing wenden.”

Van belijdenis tot avondmaal

Dr. W. van Vlastuin

Tijdens zijn studie theologie schreef dr. W. van Vlastuin het boekje ”Mag ik belijdenis doen?”, zijn eerste publieke publicatie. In de oud gereformeerde gemeente waar hij kerkelijk opgroeide, werd het doen van belijdenis gezien als instemmen met de leer. Er was geen enkele relatie met het avondmaal. „Voor mij lag dat anders. Ik beschouwde het als het vragen van toegang tot het avondmaal.” Zijn eerste avondmaalsgang was in de gemeente van de hervormde ds. W. Pieters, als gast. „Ik was die zondag bij hem. Later nam ik ook deel in mijn eigen gemeente in Rhenen, waar het avondmaal incidenteel werd bediend.”

Ten tijde van de Reformatie en in de eeuwen daarna waren belijdenis en avondmaal onlosmakelijk aan elkaar verbonden. „In het Genève van Calvijn deed je tussen je tiende en veertiende jaar belijdenis. Daarna ging je ten avondmaal. In de vluchtelingengemeente van Johannes à Lasco in Londen kwam je onder censuur te staan als je met je achttiende geen belijdenis had gedaan en niet aan het avondmaal deelnam.”

De praktijk kwam voort uit de sterke binding die werd gelegd tussen doop en avondmaal. „Door de doop sta je in een verbond met God. Dat vraagt om de publieke inwilliging ervan door belijdenis en avondmaal. Doe je dat niet, dan ben je tuchtwaardig. Bij Calvijn was de vraag niet eens aan de orde. Avondmaalsmijding bestond niet.”

Kort begrip

De strakke binding tussen belijdenis en avondmaal kenmerkt ook het ”Kort Begrip” van Faukelius, in de gereformeerde gezindte vaak gebruikt voor de belijdeniscatechese. „De volledige titel luidt: ”Kort begrip der Christelijke Religie, voor hen die zich willen begeven tot des Heeren Heilig Avondmaal.” Petrus Datheen gebruikte in zijn gemeente in Frankenthal een kerkboek waarin het doopformulier, de catechismus en het avondmaalsformulier waren gebundeld, in deze volgorde. De catechese was gericht op het toeleven naar het avondmaal vanuit je doop.”

Verschillende factoren veroorzaakten het scheiden van belijdenis en avondmaal. „In de eerste plaats de oppervlakkige avondmaalspraktijk die men waarnam. In de tweede plaats de culturele wending naar het individu, met daaraan verbonden een toenemende focus op de wedergeboorte in engere zin. Dat geeft een sterke concentratie op het innerlijk, ten koste van de overtuiging dat je deel uitmaakt van de gemeente Gods.”

Het besef persoonlijk voor God te staan, acht de rector van het Hersteld Hervormd Seminarium voluit Bijbels. „Ik zie zeker het goede van onze avondmaalstraditie. Bij avondmaalsvieringen in het buitenland miste ik vaak het besef van de noodzaak van zelfonderzoek. In het licht daarvan vind ik het onderscheiden van belijdenis en avondmaal legitiem, als het maar geen statisch onderscheid wordt. De uitdrukking dat een kerkelijk recht nog geen goddelijk recht is, kan als zodanig gaan functioneren.”

Verbondsmaaltijd

Belangrijk is voor dr. Van Vlastuin dat de drie stukken — ellende, verlossing en dankbaarheid — zowel in de belijdeniscatechese als in de voorbereiding op en de gang naar het avondmaal voluit functioneren. „Ik ben huiverig voor automatisme. Tegelijk ben ik beducht voor het terugwerpen van mensen op zichzelf en hun ervaringen. In de doop heeft God gezegd hun God te zijn, daar is ons doopformulier duidelijk in. Dat vraagt om het doen van belijdenis als de weg naar het avondmaal.”

Die lijn ziet de Amsterdamse hoogleraar ook in het avondmaalformulier. „Het is niet een kwestie van: de mens beproeve zichzelf en bedenke dan of hij wel of niet aangaat. In overeenstemming met de woorden van Paulus is het: de mens beproeve zichzelf en ete alzo… Dat is elke keer weer nodig. Je kunt niet aangaan op grond van je wedergeboorte, twee, twaalf of twintig jaar geleden. Ook boeken als ”De godvruchtige avondmaalganger” van Petrus Immens zijn gericht op het aangaan op de juiste wijze. In de gereformeerde gezindte worden ze soms gebruikt om te toetsen of men wel of niet kan aangaan. Vanuit die optiek zijn ze niet geschreven.”

Wezenlijk is voor dr. Van Vlastuin het besef dat de gemeente het lichaam van Christus is. „Daar kun je niet vrijblijvend zitten. Direct daarmee verbonden is de visie op de doop. Wanneer je van mening bent dat je daarmee slechts op het erf van het verbond verkeert, hebben doop en verbond niet werkelijk betekenis en heeft ook de verbondsmaaltijd geen plaats in je denken. Daarom ben je er niet door meer nadruk te leggen op de band tussen belijdenis en avondmaal. Het begint met het juiste zicht op het verbond en de doop. Daarmee gaan we in het spoor van Calvijn, Datheen, de Heidelbergse Catechismus en ons doop- en avondmaalsformulier.”

Met honger en dorst

Ds. A.J.T. Ruis

De eerste christenen vierden wekelijks het avondmaal, een gebruik dat lang bewaard bleef. Dit was ook het ideaal van Calvijn, maar hij kon het niet gerealiseerd krijgen. In Genève werd het vier keer per jaar bediend. Dat is ook de praktijk in een groot deel van de gereformeerde gezindte. Er zijn gemeenten waar het nog minder frequent gebeurt.

Ds. A. J. T. Ruis, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Katwijk aan Zee, ziet in de huidige tijdsomstandigheden geen aanleiding om het heilig avondmaal vaker te bedienen. „In het Schotland van de zeventiende eeuw werd het soms minder frequent bediend. Toch was het geestelijk een rijke tijd en ging er van de Schotse avondmaalsbedieningen veel uit. Aangrijpend genoeg lijkt er in onze tijd minder behoefte aan het Woord te zijn. We mogen wel vragen of de Heere daarin een keer ten goede wil geven. Of Hij velen hongerig wil maken naar het Woord en boven alles naar de gerechtigheid van Christus. Met het verstand kunnen we wel betogen dat het avondmaal vaker gevierd zou moeten worden, maar buiten de honger naar het Woord én de honger naar Christus om, ben ik daar toch beducht voor.” Tegelijk onderschrijft hij wat prof. F. Lengkeek in de begintijd van zijn kerkverband ooit opmerkte: „Viermaal ’s jaars in normale omstandigheden - gave God, dat de omstandigheden zo abnormaal werden, dat de gemeente des Heeren aan dit viertal niet genoeg had!”

Avondmaalsformulier

In de gemeenten die hij diende, verdeelde de Katwijkse predikant de lezing van het avondmaalsformulier over de voorbereidings- en de avondmaalsdienst. „Het eerste gedeelte past echt bij de voorbereiding en geeft daarvoor praktische aanwijzingen. Al prekend verwijs ik er nog weleens naar. Ik lees het voorafgaand aan de preek, om te voorkomen dat het aan het eind van de dienst vanwege tijdgebrek afgeraffeld moet worden. Daar is de inhoud van het formulier me te dierbaar voor.”

Een praktisch voordeel van splitsing van het formulier is, dat er in de avondmaalsdienst meer tijd overblijft voor de preek. Een inhoudelijk bezwaar is voor ds. Ruis dat de instellingswoorden niet meer in de avondmaalsdienst zelf klinken. „Terwijl ze daar eigenlijk wel horen.”

Bij de veelvoorkomende praktijk om de beker met de hand erboven te zegen, heeft de predikant zijn bedenkingen. „Mijns inziens moeten de woorden ”die wij dankzeggende zegenen” worden opgevat als: waarvoor wij de dankzegging uitspreken. In lijn met de Reformatie leggen wij de zegen alleen op mensen, nooit op voorwerpen. Of we zouden met zegenen moeten bedoelen: apart zetten en daarmee de bijzondere betekenis ervan duidelijk maken. Zo vatten de Statenvertalers deze woorden op. In de kanttekening leggen ze zorgvuldig en beargumenteerd uit, dat met zegenen wordt bedoeld: de bijzondere betekenis van het brood en de wijn duidelijk maken door gebed, dankzegging, het meedelen van de instelling en het doel van het heilig avondmaal. Ook dan past er denk ik geen zegenend gebaar bij. Laten gemeenteleden nu overigens niet gaan zitten kijken of de dominee de beker wel of niet zegent. Dat sticht niet. Laten onze gedachten gericht mogen worden op de kracht en de waarde van het allesreinigende bloed van Christus.

Lofzang

Tijdens het rondgaan van de beker kiest de christelijke gereformeerde predikant voor het betrachten van stilte. „In het heilig avondmaal wil de Heere het geloof van Zijn kinderen versterken door middel van de zichtbare tekenen. Daarbij moet de Heilige Geest de zaken toepassen aan het hart, maar laat de aandacht gelovig gericht zijn op de tekenen. Dat betekent voor mij dat ik altijd wacht tot de beker is rondgegaan. Pas als alle aanzittenden hebben gedronken, lees ik een kort gedeelte uit Gods Woord en spreek ik als er nog tijd voor is enkele meditatieve woorden. Wanneer de preek wat is uitgelopen, doe ik dat niet. Een dienst waarin het avondmaal wordt bediend, mag enerzijds nooit gestempeld worden door haast. Anderzijds moet een dienaar des Woords de duur van de dienst toch wat in de gaten houden. We willen dat ook de jonge kinderen bij een avondmaalsdienst in de kerk zijn en eerbiedig getuige zijn van wat er plaatsvindt.”

De Katwijkse predikant hecht veel waarde aan het zingen van psalmen aan de avondmaalstafel. „Laten we niet vergeten dat de Heere Jezus Christus Zelf, toen Hij het heilig avondmaal instelde, de lofzang gezongen heeft. Het is bovendien een manier waarop zij die hebben mogen proeven en smaken dat de Heere goed is, iets van hun verwondering kunnen uiten. Juist onder het zingen aan de tafel mag weleens iets ervaren worden van de gemeenschap der heiligen.”

Tot Zijn gedachtenis

Ds. P. den Ouden

Het waren bijzondere avondmaalsvieringen, daar in het Franse Menton. In de kamer van het hotel waar hij geregeld voor zijn gezondheid verbleef, bediende Charles Haddon Spurgeon in zijn zitkamer het sacrament voor episcopalen, presbyterianen, baptisten en independenten uit verschillende landen. Ze wisten zich verbonden door het geloof in dezelfde Zaligmaker en verenigd aan Zijn dis.

Hoewel hij hecht aan kerkelijke orde, is het een praktijk die ds. P. den Ouden aanspreekt. „Spurgeon stond met deze opvatting bepaald niet alleen. Je vindt die bijvoorbeeld ook bij de Franse Reveilman Adolphe Monod. Het is ontroerend om te lezen hoe hij op het ziekbed dat zijn sterfbed zou worden, op zondag bijeen was met een kring van familieleden en vrienden. Wekelijks vierde hij met hen het heilig avondmaal. Welkom waren allen die hij als broeders en zusters in de Heere begroette. Hij greep daarmee bewust vooruit, zoals hij zelf zei, op de kerk van de toekomst, waarin alle levende lidmaten van Christus een zullen zijn. De tekenen van brood en wijn werden uitgedeeld door een van de aanwezige predikanten, van verschillende kerken. Die vorm van ambtelijke vertegenwoordiging vind ik wel belangrijk. Het moet geen particulier onderonsje wordt.”

Terwijl het sacrament in zijn gemeente maandelijks werd gevierd, deed Spurgeon het de overige zondagen in besloten kring. Vanuit zijn overtuiging dat de wekelijkse viering in overeenstemming is met het apostolisch gebruik. Hierin had hij Calvijn aan zijn zijde. De bekende reformator beschouwde het als een zeer ernstige vergissing dat het sacrament niet wekelijks werd bediend.

Geen geloofsexamen

Het argument dat wekelijkse avondmaalsviering tot sleur kan lijden, vindt de hersteld hervormde predikant uit Katwijk niet sterk. „Dat geldt ook voor de Bijbellezing aan tafel, het gebed en de prediking. Maar dat is toch geen reden om te zeggen: laten we het preken beperken tot eens in de drie maanden, om te voorkomen dat het een sleur wordt. We kunnen onszelf beter de vraag stellen: hoe komt het dat wij het zo gemakkelijk zonder avondmaal kunnen stellen? Dat is geen bewijs van een bloeiend geestelijk leven.”

In zijn eigen gemeente biedt hij ruimte aan kerkgangers van elders die willen deelnemen aan het heilig avondmaal. „Zo hadden we een stel uit Schotland dat bij familie verbleef in de week dat bij ons het avondmaal werd gevierd. Ik heb ze vooraf kort even gesproken. Dan zie ik het niet als mijn taak om een soort geloofsexamen af te nemen.”

Omgekeerd maakte hij slechts één keer een avondmaalsdienst in het buitenland mee. „In een gemeente van Russisch-Duitse baptisten in Gerolstein. Degenen die deelnamen aan het avondmaal zaten in een apart blok, voorin de kerkzaal. Ik heb toen niet overwogen om aan te gaan. Nu sta ik daar anders in. Als je geestelijke verbondenheid gaat ervaren, ook met kinderen Gods over de grenzen, ontstaat er het verlangen naar de gemeenschap met elkaar. Monod stelde terecht dat het heilig avondmaal ook een eschatologisch aspect heeft. Niet voor niets wordt het hemelleven getekend als een avondmaal. Als je op aarde niet bij elkaar wilt zitten, hoe denk je het dan Boven te doen? Wezenlijk is de verbondenheid aan Christus en in Hem aan allen die Hem liefhebben; de rest is bijzaak. Als je in je eigen gemeente wel deelneemt aan het avondmaal en elders niet, wijs je de gemeenschap met andere gelovigen af. Dat moet je wel durven.”

Aan huis

Opmerkelijk is voor ds. Den Ouden dat Calvijn het sacrament van het heilig avondmaal ook aan huis bediende, bij zieken. „De Rooms-Katholieke Kerk kent het sacrament van de stervenden. Daar werd in de Reformatietijd afstand van genomen, ook in Genève, uit afkeer van de roomse rituelen. Calvijn legde zich daarbij neer, maar dacht er zelf genuanceerder over. In een brief aan Olevianus schreef hij dat zij die aan een langdurige ziekte lijden of in levensgevaar verkeren, niet van een zo groot goed beroofd mogen worden. Juist in zulke omstandigheden wordt het geloof vaak door veel verzoekingen overvallen. Hij bestrijdt dat het sacrament daarmee tot een privézaak wordt gemaakt. Het avondmaal aan huis beschouwde hij als onderdeel van de gezamenlijke viering in de gemeente.”

De hersteld hervormde predikant zal zich niet gaan beijveren voor een drastische aanpassing van de bestaande avondmaalspraktijk. „Je veroorzaakt daarmee veel beroering. Wel is het goed om die praktijk eerlijk tegen het licht van de Schrift te houden. Opmerkelijk vind ik dat Calvijn tegen de gewoonte binnen zijn eigen kring durfde in te gaan, omdat hij zich voor alles door de Bijbel liet gezeggen.”

beeld: Tineke van der Eems

Auteur

Huib de Vries

Volg ons lifestyle platform op instagram.