Door zijn werk als evangelist pendelt Jan Geerts op en neer tussen orthodox-christelijk Veenendaal en seculier Alkmaar. Het verschil tussen beide werelden ging hij steeds meer relativeren. „Ten diepste zijn alle mensen gelijk, met name geestelijk.”
De Hoef is in Alkmaar een begrip. De naoorlogse wijk biedt onderdak aan een kleine 7000 inwoners van de kaasstad. Aan de Willem Buytewechstraat ligt inloophuis Bij de Bron, dat in 2013 de deuren opende. Het voormalige kantoorpand verving de kerk aan ’t Wuiver en het inloophuis in de binnenstad.
Spin in het web van alle activiteiten in en vanuit deze evangelisatiestek van de Gereformeerde Gemeenten is Jan Geerts (49). De inwoner van Veenendaal, die jarenlang de kost verdiende met de verkoop van kachels, werd in 2014 benoemd tot parttimecoördinator, onder evangelist Gerrit Baan. Drie jaar geleden volgde hij die op. „In 1993 maakte de Heere me al duidelijk dat ik ooit in Zijn Koninkrijk zou mogen werken, maar het was een weg van lang wachten, met vallen en opstaan.”
Had u toen al de behoefte om buitenkerkelijken bekend te maken met het Evangelie?
„Er was liefde tot de Heere gekomen en Hij liet het verlangen groeien om Zijn Woord bekend te maken. Dat het op een evangelisatiepost zou zijn, had ik niet gedacht. Dat kwam een paar maanden voordat ik hier aan de slag kon. Formeel was ik coördinator, maar Gerrit Baan betrok me ook bij het inhoudelijke werk. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor.”
U woont in Veenendaal; is dat een totaal andere wereld dan Alkmaar?
„Ja en nee. Om met het eerste te beginnen; Veenendaal is nog een christelijke plaats met een grote reformatorische populatie. Hier gaat 2 procent naar iets wat religieus is. Dat kan van alles zijn. De overige 98 procent is niets, zoals dat heet. Dat geeft een andere sfeer. Het vraagt ook om meer uitleg als je met mensen in contact komt. De meeste inwoners van Alkmaar hebben weinig idee bij Bijbelse opvattingen. We proberen in ons doen en laten een onderdeel van de wijk te zijn en zo te leven dat mensen als vanzelf naar onze motieven gaan vragen. Afkeer en openlijke vijandschap kom ik maar zo nu en dan tegen. Wat dat betreft is het verschil met Veenendaal niet zo groot.”
Voorheen deed de post ook dienst als alternatieve gemeente voor een handjevol reformatorische christenen.
„Dat maakte de drempel voor de doelgroep hoog. Bij de Bron is nu meer een christelijk wijkcentrum, waar we van contact via relatie en verbinding naar hechting gaan. Aan dat traject zijn allerlei activiteiten gekoppeld, van taalles en naailes tot het Bijbeluur op zondag. Voor de zeven Alkmaarse leden van de Gereformeerde Gemeenten verzorgen ouderlingen uit Lisse leesdiensten. Vanzelfsprekend zijn ook anderen daar welkom. Er zijn meestal wel enkele belangstellenden, maar een groeiend aantal mensen geeft de voorkeur aan het Bijbeluurtje, verdeeld over twee groepen. Dan zijn we met een man of twintig.”
Hoe geeft u invulling aan het Bijbeluur?
„Ik laat muziek horen, we zingen, bidden met elkaar en lezen samen een gedeelte uit de Bijbel. Dat heb ik goed voorbereid, maar we behandelen het in de vorm van een gesprek. Dat maakt direct duidelijk wat mensen begrijpen van het betreffende Bijbelgedeelte en met welke vragen ze rondlopen.”
Wat is kenmerkend voor het geestelijk klimaat in deze streek?
„De vrijblijvendheid. De bevolking van Noord-Holland laat zich niet graag binden. Dat vraagt om voorzichtigheid in de contacten. Opdringerigheid wordt niet gewaardeerd. Een deel van de mensen die de maaltijd bezoeken, zegt heel eerlijk: „We komen voor het eten, het geestelijk voedsel nemen we op de koop toe.”
Wij stellen ons vriendschappelijk en met aandacht voor iedereen op. Na verloop van tijd zien we mensen uit zichzelf naar het inloophuis komen. Als ze eenmaal binnen zijn, groeit vaak de belangstelling voor de Bijbel.”
Wat heeft het werk in Alkmaar met u gedaan?
„Ik ben het verschil in leefomgeving gaan relativeren en voel me nu overal wel thuis; tegelijk ook niet. Ten diepste zijn alle mensen gelijk, met name geestelijk. Alleen de verpakking verschilt. Daar heb je rekening mee te houden. In een gesprek met reformatorische christenen in Veenendaal is mijn taalgebruik anders dan hier. Dat beleef ik niet als een dubbele houding. We hebben allemaal hetzelfde nodig en de boodschap van het Woord is overal gelijk, maar bij de verwoording ervan dien je rekening te houden met de achtergrond van je hoorders. De leefwereld van de meeste mensen die hier komen is totaal anders dan de mijne. Het vraagt tijd om hen bij de wezenlijke vragen van het leven te krijgen. De persoonlijke gesprekken thuis, het Bijbeluurtje en de maaltijden zijn daarvoor zeer geschikt.”
Hebt u een bepaalde strategie ontwikkeld in het benaderen van mensen?
„Niet in de strikte zin van het woord. Het begint met goed luisteren, om een beeld te krijgen van de leef- en denkwereld van de mensen die je ontmoet. Daarom bezoek ik ze hen veel mogelijk aan huis. Als er een relatie groeit, ontstaan er bij een deel vanzelf wezenlijke vragen. Die groep komt naar de maaltijd en na verloop van tijd soms ook naar het Bijbeluurtje. Dat zijn de gelegenheden waar ik heel direct de Bijbel kan laten spreken. Laatst heb ik het gedeelte over Noach en de zondvloed gelezen: het oordeel van God over de zonde en de redding die er was in de ark. Dan confronteer ik de bezoekers met de ernst van de Bijbelse boodschap. Wie deze boodschap afwijst, zal altijd onder Gods toorn zijn. Alleen wie het geloof ontvangt, wacht het eeuwige leven.”
Hoe valt dat?
„Door de relatie die is opgebouwd, kun je ook over de keerzijde van het Evangelie concreter spreken. De meesten hebben het idee: we zien wel wat er komt na de dood, waarschijnlijk valt het wel mee. Ook daarin is het verschil tussen Veenendaal en Alkmaar kleiner dan we vaak menen. Wie bij ons ligt er wakker van als hij denkt aan zijn levenseinde en wat daarop volgt? We zijn gewend geraakt aan ernstige woorden en laten die onberoerd over ons heen gaan. In de ene situatie is er sprake van lauwheid, in de andere van onkunde. Het resultaat is hetzelfde, totdat Gods Geest in het hart gaat werken. Van nature is iedereen afkerig van het Bijbelse spreken over Gods rechtvaardigheid en het oordeel dat wacht. Ook ik, al ben ik opgegroeid in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ik voel me totaal niet boven de mensen hier verheven.”
Welke invloed heeft de coronapandemie op uw werk?
„Een positieve. Omdat het aantal mensen dat we kunnen ontvangen kleiner is, kom je makkelijker tot een persoonlijk en diepgaand contact. Temeer omdat mensen zich zorgen maken. „Gaat de wereld er nu aan?” Dat biedt openingen voor een gesprek over de ernst van het leven, de realiteit van het sterven en dat wat nodig is om God te kunnen ontmoeten.”
Hoe staat u tegenover confronterende vormen van evangelisatie?
„Ik ben positief over alles wat wordt gedaan om mensen bekend te maken met de boodschap van de Bijbel. De verschillende manieren waarop dat gebeurt, wil ik niet tegen elkaar uitspelen. Ze vullen elkaar aan. Ons doel hier in Alkmaar is het vormen van een gemeenschap rond Gods Woord. Dat vraagt om een andere benadering dan evangelisatiewerk waarbij je zo nu en dan met een Bijbelkraam in een stad staat voor straatevangelisatie.”
Ervaart u de huidige Nederlandse samenleving als kil?
„Dat kan ik niet zeggen. Ik ben niet blind voor de veranderende opvattingen, maar de meeste mensen die ik ontmoet, zijn vriendelijk. Er wordt soms in de kerk gebeden voor de evangelisten op hun eenzame posten. Daar herken ik me niet in. Ik ben hier met de Heere, heb een betrokken team om me heen en weet me verbonden met de bezoekers. Als ik me een keer bezeerd voel, is het in het contact met moslims die heel lelijk kunnen doen over de Heere Jezus.”
Ziet u in reformatorische kring de betrokkenheid op de buitenwereld toenemen?
„Zeker, en daar ben ik blij om. Bij velen bespeur ik het proces dat ik ook zelf heb doorgemaakt. Je kijkt met een vooroordeel naar andersdenkenden, een vooroordeel dat grotendeels onterecht is. Het zijn mensen als jij en ik. Dat besef zie ik groeien. Binnen de Gereformeerde Gemeenten was evangeliseren in het verleden uitbesteed aan een aantal daarvoor aangestelde evangelisten. Nu gebeurt het door veel meer mensen en kent een toenemend aantal gemeenten evangelisatiewerk in de eigen woonplaats.”
Bent u uw eigen kring anders gaan bekijken?
„Ik voel me er nog steeds van harte mee verbonden. Wel valt me meer dan vroeger op hoezeer we op onszelf gericht waren. En vaak nóg zijn. We zeggen dat de samenleving ons niet begrijpt, maar het omgekeerde is net zo goed het geval. Dat geeft een ongezond vijandsbeeld. Ik ben gaan zien dat de Heere heel Zijn schepping zoekt en dat iedereen onder Zijn bereik is. Dat geeft hoop en ontspannenheid in het werk. Ik benader mensen niet als evangelisatieobjecten, maar als medeschepselen aan wie ik Zijn Naam bekend mag maken. In de wetenschap dat de Heere dat op Zijn tijd en wijze zal gebruiken. Het verschil tussen wij en zij ervaar ik niet meer. Ik ben één met de mensen.”
Welke ontwikkeling verwacht u de komende 25 jaar?
„God is een God van wonderen. Hij kan een opwekking geven en daar bidden we vurig om. Als de huidige trend doorzet, zal het Godsbesef nog verder afnemen. Door alle informatie die op hen afkomt, weten mensen bovendien steeds minder wie of wat ze moeten geloven. Het zijn de weeën die voorafgaan aan de wederkomst van Christus. Zo zie ik ook de coronapandemie. In de tijd die ons nog wordt gegeven, moeten we niet klagen over de boze wereld, maar doen wat onze hand vindt om te doen. In de wetenschap dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wachten voor allen die geloven. De vraag wanneer Jezus zal terugkomen, houdt mij meer bezig dan de vraag of we over 25 jaar nog vrijheid van onderwijs kennen en of er nog reformatorische scholen zijn. Daar gaat het uiteindelijk niet om.”
Dat draagt u ook uit in uw gezin?
„Dat probeer ik. Het is bepaald niet eenvoudiger dan het werk in Alkmaar. Ook in mijn gezin zie ik bij de een belangstelling en bij de ander afkeer. Dat is confronterend en tegelijk leerzaam. Het illustreert wat we allemaal met de mond belijden, maar minder gemakkelijk aanvaarden: dat de wereld niet buiten onze deur begint. Zo is het, zo was het en zo zal het zijn tot de jongste dag. Er is niets nieuws onder de zon, alleen de uiterlijke verschijningsvorm wisselt.”
Heeft dat besef u dichter bij de kern van de Bijbelse boodschap gebracht?
„Dat denk ik wel, ja. Het werk onder mensen voor wie de reformatorische traditie volslagen vreemd is, vraagt sowieso om concentratie op de kern. Waar gaat het nou echt om in het leven en in onze verhouding tot God? Die vraag moet niet alleen in Alkmaar centraal staan, maar net zo goed in Veenendaal. Het is winst als we dat door de ontkerkelijking en de secularisatie scherper gaan zien. De bevoorrechte positie die christenen in ons land lange tijd hadden, kende ook schaduwkanten. „In de wereld zult gij verdrukking hebben”, sprak Jezus. Dat is dus de normale situatie. Wij hebben te veel op onze lauweren gerust. Ik hoop dat de Heere deze tijd gebruikt om ons te laten zien dat een materialistisch leven in ons eigen kringetje zeker zo werelds is als een leven zonder kerk en zonder God. Laten we veel denken aan het woord van Jezus: „En dit is het eeuwige leven, dat ze U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen
Dit is deel 3 in de serie Kerk in de kou. Dit artikel stond in Terdege nr. 10, 1 februari 2022.