Esther Voet merkt dat Joden zich steeds minder veilig voelen in Nederland

Esther Voet merkt dat Joden zich steeds minder veilig voelen in Nederland

Esther Voet- NIW- hoofdredacteur- RenateB _7_site

Ontspannen kan ze zich nog maar slecht, net als veel andere Joden in Nederland. Esther Voet, hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW): „De oorlog put ons ook hier mentaal uit.”

In haar woonkamerraam staat de chanoekia, de negenarmige kandelaar. Chanoeka is voorbij, de laatste kaarsen zijn net opgebrand. „Ik mis ze nu al. Het is zo gezellig met die kaarsen aan. Ze staan symbool voor de overwinning van het goede op het kwade en ze herinneren aan gebeurtenissen in 164 voor Christus, toen de Makkabeeën op een wonderlijke manier de overwinning behaalden op de Griekse overheersers. Licht dat de duisternis overwint: die uitleg vind ik heel mooi en klinkt ook door in deze dagen, nu Israël in oorlog is.”

Het achtdaagse feest is voor de Joden wat Kerst voor veel Nederlanders is. Met cadeautjes, familie en vrienden. „En veel soefganiot. Dat zijn een soort donuts. En latkes, aardappelkoekjes, maar die eet ik eigenlijk het hele jaar door.”

Terwijl ze praat, lopen haar twee katten Mazzel en Tov, prachtige maine coons, door haar appartement. Af en toe jaagt Esther ze met een bestraffend woord van haar eettafel af, een plek waar ze niet mogen komen.

Esther Voet is al jaren een boegbeeld van de Joodse gemeenschap in Nederland. Ze werd in 2012 directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en in 2015 voor de tweede keer hoofdredacteur van het NIW.

Gepassioneerd als ze is, schuwt ze het niet om haar mening onder stoelen of banken te steken. Israël wordt bedreigd in zijn voortbestaan, vindt ze, en daar wil ze niet over zwijgen.

Waar komt die liefde voor Israël vandaan?

„Ik ben op mijn 21e toegetreden tot het jodendom. Maar daar wil ik niet te diep op ingaan, zulke feiten worden vaak misbruikt door pro-Palestina groeperingen. Ik ben nu lid van een traditioneel joodse gemeenschap.”

Ga je naar de synagoge?

„Soms. Een rabbijn houdt dan een droosje, vergelijkbaar met een preek. Na afloop van de samenkomst is er kiddoesj, een gezellig samenzijn met een drankje en hapje.” Ze kijkt op haar horloge. „Nog een paar uur, dan is het weer sjabbat.”

Wordt er in de synagoge veel gesproken over Israël?

„We bidden voor het land en de soldaten. En iedereen heeft het over de oorlog, want er wonen veel Joden in Nederland die connecties hebben met de gezinnen in Israël. Ze wijst naar een hoek van haar kamer. „Daar staat een kaarsje te branden voor een zoon van een heel dierbare vriend van me. Hij vecht in Gaza.

Iedereen is enorm betrokken bij de oorlog, omdat Israël existentieel is voor ons. Het is onze vluchtplek. En als die in gevaar komt, voelen we dat allemaal. Zonder Israël is elke Jood een ongedekte cheque, zei de auteur Abel J. Herzberg ooit. Dat bewijst deze tijd ook weer. Ik denk dat de Joden zich sinds de Tweede Wereldoorlog niet zo bedreigd hebben gevoeld als nu.”

Hoe reageren niet-Joden om je heen op het conflict?

„Ik merk dat het een precair onderwerp is. Twee vriendinnen zeiden op 8 oktober meteen: „Verschrikkelijk, wat moet dit je enorm aangrijpen.” Van anderen hoor ik niets. Ik denk dat dit komt, doordat veel van hen in de loop der jaren het Palestijnse narratief zijn gaan volgen. En iedereen weet hoe ik erin sta, dus zwijgen ze maar.

Tegelijkertijd krijgen we ook veel bemoedigende ansichtkaarten en e-mails binnen van mensen die we helemaal niet kennen. Ook uit christelijke hoek. Zo hebben we bij het NIW twee grote kaarten staan met: ”Houd moed, we staan achter jullie.” Dat doet zo goed.”

Hoe sta jij in deze oorlog?

„Ik vind dat Israël moet doorgaan met het bestrijden van Hamas in Gaza, totdat de totale leiding en de infrastructuur van deze terreurorganisatie is vernietigd. Er zullen ongetwijfeld nieuwe Hamasleiders opstaan, maar dan is de organisatie in elk geval niet meer wat het geweest is.”

Twijfel je ooit over de juistheid van de oorlog?

„Nee. Ik zag op zaterdag 7 oktober al snel de ”ja maars” verschijnen op sociale media en in het nieuws. Iedereen wilde de terreur van Hamas in context plaatsen. Maar daar geldt geen context voor. Want nota bene de aangevallen kibboetsen aan de grens werden hoofdzakelijk bewoond door mensen die dialoog met de Palestijnen wilden, die Gazanen in dienst namen. Nu blijkt dat veel van deze Gazanen hebben lopen spioneren voor Hamas. Het vertrouwen van de kibboetsbewoners, en van alle Israëli’s, is zo beschaamd. Het gaat heel lang duren voordat dit wantrouwen is weggesleten.

Ik wist ook meteen dat Israël vuile handen zou moeten maken. Want om Hamas uit te schakelen, moet je Gaza in, en Hamas gebruikt daar menselijke schilden. Er vallen verschrikkelijk veel slachtoffers, en toch moet het gebeuren.

Hier in het westen kijken veel mensen met een pacifistische bril naar het conflict. Zo van: het is wel op te lossen als je maar lief genoeg voor elkaar bent.

Maar dan kennen ze de mentaliteit van het Midden-Oosten niet. Hamas tegenover Israël is een doodscultus tegenover een levenscultus. In het Jodendom is een leven heilig. Zie je in Israël mensen juichen om de Palestijnse slachtoffers die gemaakt worden?”

Kun je ook oog hebben voor het leed van de Gazanen?

„Zeker. Van de week zag ik een reportage over een Palestijns meisje dat met haar vader in het ziekenhuis was. Papa lag daar gewond aan hand en been. In de hoge ademhaling van het meisje hoorde je haar wanhoop. Dat is leed, hoor. Dat is leed. Oorlog is de hel.”

Wat is de invloed van de oorlog op Joodse Nederlanders?

„Ik merk dat veel Joden erg bang zijn. Ouderen, maar ook jongeren die nog op de universiteit zitten. Veel van hen proberen hun identiteit te verbergen. Ik merk ook dat we bij elkaar beginnen te schuilen, want aan elkaar hoef je niets uit te leggen. De sjoels zitten voller dan voorheen en een feest als chanoeka werd dit jaar met meer uitbundigheid gevierd.

Ook bij het NIW is de toegenomen angst zichtbaar. We zijn een beetje een therapeutische instelling geworden. Abonnees die ons opbellen, moeten vaak even hun verhaal kwijt. We laten hen praten en tonen begrip. Aan het eind van zo’n gesprek vragen we: „Wat kunnen we nog voor u doen?” Vaak is het antwoord: „Eigenlijk niks, maar ik wilde dit even kwijt.” Dat hoort erbij in deze tijd.

Ons abonneebestand is gegroeid. Dat zegt me dat er juist in deze tijd behoefte is aan onze vorm van journalistiek. Bij het NIW bezien we Israël vanuit Joodse zionistische hoek, maar we houden het wel feitelijk. We geven in ons blad elke week een overzicht van de belangrijkste nieuwsfeiten, zodat je in één oogopslag weet wat er die week is gebeurd. Want bij veel abonnees gaat de radio of televisie niet meer aan. Dat snap ik. Mijn hartslag gaat ook voortdurend omhoog als ik het gebrek aan kennis over Israël zie bij zowel de interviewers als de geïnterviewden. Dan rijzen mijn haren ten berge.”

Heb je weleens te maken met bedreigingen?

Ze pakt haar telefoon en laat een geluidsfragment horen van een demonstratie in 2014, toen ze directeur was van het CIDI. Er wordt enorm tegen haar opgehitst, en ook tegen andere Joden.

Ze steekt een sigaret op en inhaleert diep. „Dit soort ophitsing en agressie kom ik nu vooral tegen op sociale media.”

Toch neem je geen gas terug.

„Ik pieker er niet over. Als je ”ja” zegt tegen een functie als de mijne, dan weet je dat het risico op bedreigingen erin zit. Pas schreef iemand op X me: „Wacht maar, we komen wel even bij jou in de straat demonstreren.” Ik blokkeer dat soort types meteen. Ik ga niet met hen in discussie en laat me niet bang maken. Het doet niks met me, ik sluit me ervoor af.”

Vanwaar die drive?

„Het punt is: we zijn nog maar met ontzettend weinig Joden in Nederland. Als het er 30.000 zijn, is het veel. Dus moet je je mond opentrekken als je iets wilt doen aan die enorme hoos aan desinformatie en ongeïnformeerde partijdigheid.”

Ga je minder onbevangen de deur uit sinds de oorlog?

Resoluut: „Nee.”

Weer een diepe hijs van haar sigaret. Het puntje klopt ze af op de rand van haar asbak.

„Ik heb twee keer iemand veroordeeld gekregen voor opruiïng en aanzetting tot haat. Maar dat zijn trajecten van jaren. Je moet aangifte doen bij de politie, terugkomen voor een gesprek, en dan volgen maanden later de rechtszaken. De aangeklaagde types kwamen in eerste instantie niet opdagen. Zulke rechtszaken kosten veel tijd en energie, en uiteindelijk krijgt de bedreiger een paar uur werkstraf. Ik ben daarom gestopt met aangifte doen. Ik documenteer de bedreigingen en geef die door aan het CIDI.”

Je klinkt nuchter.

„Ik heb besloten dat ik mijn gedrag niet ga aanpassen. Want als je dat doet, heeft de ander al gewonnen.

En ik slaap ook echt geen minuut minder om nare berichten die ik binnenkrijg. Wat ik wel merk, is dat ik 24 uur per dag aansta. Ook mijn collega’s bij het NIW hebben daar last van. Worden we wakker, dan is er meteen de gedachte: Het is oorlog. Het is daardoor moeilijk om ontspanning te vinden. De oorlog put ons ook hier mentaal uit.”

Ze loopt haar woonkamer uit en pakt een oude map met daarin vergeelde nummers van het NIW. „Kijk”, wijst ze, „zie je de datum op dit exemplaar? Deze is van 17 mei 1945. Een historisch document waar ik iedere keer weer kippenvel van krijg. Het geeft getuigenis van een enorme veerkracht. De oorlog was koud voorbij of de twee overlevenden van het NIW stonden al op en gingen weer door met hun werk. Dat is zo inspirerend. En dan moet ik me laten intimideren door een paar van die brullende demonstranten? Nee.”

Trots: „Wist je dat het NIW het oudste opinieweekblad van Nederland is? Nog ouder dan de Groene Amsterdammer. Het is een eer om voor dit blad te werken.”

Is er in de Joodse gemeenschap veel discussie over de rol van de Israëlische regering in het conflict?

„Er bestaat veel verschil in standpunten. Ik ben zelf geen fan van Netanyahu en voorstander van een tweestatenoplossing, maar er zijn Joden die daar heel anders over denken. En er zijn er ook die helemaal afstand nemen van de staat Israël. Maar dat zijn er maar een paar, al worden die door de media relatief vaak uitgenodigd om op tv te komen vertellen wat de zender graag wil horen.”

Ben je zelf vaak in Israël geweest?

„Zeker. De eerste keer dat ik erheen ging, was ik 16. Ik verwonderde me over de culturele smeltkroes die Israël is. Het land is in sociaal opzicht een wonder. Inmiddels kan ik de keren dat ik naar Israël ben gegaan niet meer tellen. Ik vind het land uitermate boeiend, met al zijn positieve en negatieve aspecten.

Het bijzondere aan het Jodendom is dat je je met elkaar verbonden voelt, waar je ook vandaan komt. Ik was eens in Ethiopië toen ik op een dorp met falashim stuitte (Ethiopische joden, JA.). Dan zie je midden in een Afrikaans land de symbolen die jij ook kent, dat is zo bijzonder. Gisteren had ik contact met de Venetiaanse rebbetzin van Chabad (de echtgenote van een rabbijn van een chassidische beweging, JA.). Er is dan meteen een onderling gevoel van verbinding. Je hoeft elkaar niets uit te leggen.”

Het Jodendom voelt als een warm bad?

Voor het eerst lacht ze even hartelijk.

„Dat wil ik niet zeggen. Nee. Het is echt niet altijd een warm bad. Ik heb Shimon Peres ooit gevraagd: „Waarom maken wij Joden onderling altijd zoveel ruzie?” Joods zijn is eerder een gevoel van ergens bij horen. Jonathan Sachs zei: We hoeven elkaar niet leuk te vinden, zolang we maar voor elkaar zorgen.”

Hoe zie je de toekomst?

„Als de huidige ontwikkelingen zich doorzetten, vrees ik dat er over twee of drie generaties geen toekomst meer is voor Joden in Nederland.

De bedreigingen komen nu uit wel heel veel hoeken. En er is zoveel lafheid bij burgemeesters, de NS en de politie. Vooral Joden in grote steden worden met ellende geconfronteerd. Ik heb gehoord van mensen uit mijn gemeenschap die willen vertrekken, of dat nu al doen.”

Zou je zelf willen emigreren?

„Daar denk ik weleens over na. Wat me zou tegenhouden, is mijn familie. We hebben een heel hechte band. Maar wie weet eindig ik nog eens in een kibboets. Ik acht het niet onmogelijk, al is Israël verschrikkelijk duur en is het moeilijk om op latere leeftijd het land binnen te komen en er een bestaan op te bouwen. Zeker als vrouw alleen.

Een huis op de Westbank is goedkoper, maar door daar te gaan wonen, draag je niet bij aan een oplossing. Het liefst woonde ik in de woestijn. De schoonheid daar, de stilte.”

Ze wijst omhoog: „Daar voel ik me meer verbonden met Hashem (de Naam, red.). Omdat de woestijn iets oneindigs en tijdloos heeft. De sterrenhemel is daar van zo’n wonderlijke schoonheid. Het maakt me spiritueel en geeft me rust.”

Heb je hobby’s waarmee je je kunt ontspannen?

„Ik restaureer graag meubels, al komt dat er de laatste tijd maar weinig van.” Ze wijst naar een oude kerkbank die achter de eettafel staat. „Die heb ik opgeknapt. En uit dat stoeltje daar hingen de veren toen ik het kocht.

Ik kan ook gerust tot vier uur ’s nachts zitten tekenen. Wat dat betreft ben ik een behoorlijk mateloos mens. Van werken met mijn handen knap ik op.

Verder houd ik van reizen, al heeft dat bij mij altijd een doel. Zo zoek ik graag Joodse gemeenschappen op in het buitenland en ben ik in mijn achterhoofd altijd bezig met ideeën voor een mooi artikel in het NIW.”

beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen

Auteur

Jacomijn Ariakhah

Volg ons lifestyle platform op instagram.