Het is mijn gewoonte om na Pinksteren een aantal keer te preken uit het boek Handelingen. Ik ga dan verder waar ik het voorgaande jaar gestopt ben. Dit jaar preekte ik over de biddende, belijdende, evangeliserende en delende christengemeente, zoals beschreven in Handelingen 4. Een verwonderingwekkende eenheid, met één hart en één ziel en zij hadden alle dingen gemeenschappelijk.
Waar de Heilige Geest werkt, komt eenheid, harmonie. Ik vergeleek deze eenheid met een boeket. Elke bloem heeft zijn eigen schoonheid. Vanwege de kleur, de vorm, de geur. Maar als de bloemen met elkaar tot één boeket geschikt zijn, is de schoonheid van een hogere orde. Het boeket is méér dan alle bloemen afzonderlijk. Het vormt een eenheid in verscheidenheid.
Zo is de gemeente van Christus ook. Elk lid is uniek. De leden zijn verschillend in karakter, in aanleg, maar ook in ontvangen gaven. Zo viel de Leviet Joses op vanwege de gave van de profetie. De Geest had hem bijzonder inzicht in Gods Woord gegeven. Daarmee onderwees en troostte hij Joden en heidenen. De apostelen gaven hem daarom de bijnaam Barnabas, zoon van vertroosting. Barnabas was ook een dáder van het woord. Hij verkocht zijn akker –die hij als Leviet helemaal niet mocht bezitten volgens Numeri 18– en gaf de opbrengst aan de minderbedeelden.
Op de kansel probeerde ik wat lijnen te trekken naar het ”hier en nu”.
Bij het verlaten van de kerk maakte ik een praatje met een vrouw uit de gemeente. Bescheiden vroeg zij: „Maar hoe moet ik dat van vanmorgen toepassen in mijn leven? Ik heb namelijk niet zo veel gaven.”
Ik wees haar erop dat de Heere Jezus als het over concrete daden gaat, spreekt over een beker koud water, over een bezoekje en of het geven van een kledingstuk. Dat zijn geen grote dingen. De vrouw dacht even na en vertelde toen hoe zij als vrijwilliger aanwezig was geweest bij de openstelling van onze kerk. „Er kwam een man naar me toe met een vraag over de Bijbel. Hij vroeg waar hij die kon kopen. Ik heb hem er een gegeven.” De vrouw straalde, ze besefte dat het bijzonder was dat zij iets mocht betekenen voor een onbekende man.
„Zie je wel”, was mijn reactie, „de toepassing is veel dichterbij dan je dacht.”
Wat een praktische les. Om vruchten te dragen in Gods Koninkrijk hoeven wij doorgaans niet ver weg te gaan. Gewoon goed opletten. Want als je bidt om voor anderen tot zegen te mogen zijn, gáát er iets gebeuren. Dan kómen mensen op je pad. Dan wórden deuren geopend. Dan ruiken mensen de geur van Christus. Deze geur is aangenaam op aarde en stijgt op naar de hemel. De geur werkt trouwens aanstekelijk. Hij beïnvloedt anderen. Dat zong de psalmdichter al: „Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen
Abonneer je op Terdege magazine
Nu slechts 9,95 p/mnd