Verdriet en rouw kent ds. J. Joppe uit ondervinding, maar hij weet ook van troost in het lijden. Met zijn jongste boekje wil de hersteld hervormde predikant uit Barneveld lezers die door verliezen zijn getroffen, steun bieden. „Er is plaats bij God, tot Wie we mogen komen met al onze vragen.”
Het leven verliep voor het echtpaar Joppe zonder bijzondere problemen. Hij gaf met plezier les op een basisschool in Staphorst en was begonnen aan de zaterdagopleiding theologie. Zij droeg zorg voor het snelgroeiende gezin. Een virusinfectie bij de toen nog geen jaar oude Christian veranderde alles.
„Op de tweede kerstdag van 1994 was hij wat koortsig. Ineens verslechterde de situatie en raakte hij buiten bewustzijn. We schrokken enorm en hebben meteen de ambulance gebeld. Hij is naar het ziekenhuis van Meppel gebracht en daarvandaan naar het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht.”
Het kereltje overleefde de virale hersenvliesontsteking, maar de aangerichte schade was groot. Net als de impact ervan op het gezin. „Hij keek ons wel aan, maar het was onduidelijk wat tot hem doordrong. We moesten hem grotendeels voeden met sondevoeding. Na verloop van tijd treedt een zekere gewenning op. De oudere kinderen raakten als vanzelf betrokken bij de zorg. Het was niet eenvoudig, maar geestelijk was het een goede tijd.”
Rust en vrede
De artsen lieten weten dat Christian niet oud zou worden. „Daardoor waren we ook in geestelijk opzicht veel met hem bezig. Onze trouwtekst kreeg in deze jaren een bijzondere betekenis. „Zie, er is een plaats bij Mij.” Een plaats in het Vaderhuis, dankzij het offer van Christus, voor Wie geen plaats was. Maar ook een plaats bij God, Tot Wie we mogen komen met al onze vragen.”
Ondanks alle zorgen lukte het de onderwijzer uit Staphorst om de theologiestudie zonder vertraging voort te zetten. En de voorspelling van de artsen scheen te somber. „Mijn vrouw nam Christian overal mee naartoe. Na mijn bevestiging tot hervormd predikant van Sirjansland, in 2000, ging hij zelfs mee naar de kerk. Ik had soms wat last van een zekere schaamte, maar mijn vrouw zei: „Hij hoort er gewoon bij.” Terecht.”
Op 20 december 2003 kwam onverwachts een einde aan het leven van het ernstig gehandicapte jongetje. „Dat greep bij ons allemaal diep in. We hadden zo graag nog langer voor hem willen zorgen; we deden het met liefde. Aan de andere kant was er rust en vrede. We mochten geloven dat hij bij de Heere was.”
Het verschil in beleving van het verdriet dreef het predikantsechtpaar niet uit elkaar. „Integendeel, kan ik wel zeggen. Waar we het allebei moeilijk mee hadden, was de verhuizing naar Sint-Maartensdijk. Niet dat we dagelijks naar het graf van Christian gingen, maar zo’n plaats heeft wel een bijzondere betekenis.”
Waren er boeken die in de jaren van rouw steun gaven?
„Afgezien van de Bijbel kan ik niet direct een boek noemen. Wel las ik meer dan eens een bepaalde passage die me raakte, met name in werken van oudvaders en puriteinen. Veel van deze mensen wisten wat het is om kinderen te verliezen.”
Had de handicap en het sterven van Christian invloed op uw prediking en pastoraat?
„Zeker. Ik heb een sterke betrokkenheid op kinderen met een beperking en de gezinnen waartoe ze behoren. Omdat ik weet wat het betekent: de weerkerende bezoeken aan het ziekenhuis, hulpmiddelen bestellen, aanpassingen in de woning…
Aan broertjes en zusjes van een kind met een beperking vraag ik na catechisatie nogal eens hoe het gaat. Zij worden snel vergeten. Ik doe mijn best om die fout te voorkomen.
Wat de prediking betreft; als de tekst er aanleiding toe geeft, wijs ik op het belang van het gebed voor kinderen, al tijdens de zwangerschap.
Een kind is een broos bezit. Het kan vandaag nog kerngezond zijn en morgen ernstig ziek worden.
Bij dat gebed is het genadeverbond een krachtige pleitgrond.”
Bent u anders over het verbond en de doop gaan denken?
„Dat kan ik niet zeggen. Het heeft mijn denken erover wel verdiept. Met onze belijdenis ben ik ervan overtuigd dat gelovige ouders op grond van Gods genadeverbond niet hoeven te twijfelen aan het behoud van jonggestorven kinderen.
Dat is niet afhankelijk van de vraag of kinderen van God er iets voor gekregen hebben. Het gaat om de vastheid van Gods belofte, geschonken in de doop.”
Onlangs publiceerde u een boekje met meditaties voor tijden van moeite en rouw. Wat is de kern van echt meeleven?
„Er zijn. Je hoeft niet meteen van alles te zeggen, laat staan met kant-en-klare antwoorden te komen. De meeste predikanten praten graag, maar zeker bij zware slagen is het goed eerst en vooral te luisteren. Om daar op grond van wat je hebt gehoord het Woord te laten spreken. Dat is soms moeilijk. Wát lees je? Vaak zoek ik vooraf al naar een gedeelte dat me geschikt lijkt, maar het kan door het gesprek iets anders worden.”
Dat vraagt om een grote parate bijbelkennis.
„Die mag je van een predikant verwachten, zeker na verloop van jaren. Voor ambtsdragers die het moeilijk vinden om een geschikt Bijbelgedeelte te vinden, kunnen mijn boekjes mogelijk behulpzaam zijn. De uitgever dacht actief mee en reikte me al een lijst met tekstgedeelten aan. Een deel daarvan heb ik gebruikt.
Een tekst die mij persoonlijk sterk aanspreekt, is Psalm 10 vers 14a. „Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve.” Daaraan is mede de titel van het boekje ontleend: „Ik heb uw tranen gezien.” God weet van ons verdriet af. „Zwijg niet tot mijn tranen”, bidt David in Psalm 39.”
Voor wie schreef u dit boekje?
„Voor allen die te maken kregen met verlies en rouw, in de brede betekenis van het woord. Ook het verlies van gezondheid of van werk geeft rouw. Je kunt ook denken aan het onvervulde verlangen naar kinderen.”
Wat te doen als mensen dan het liefst alleen hun eigen gezin om zich heen hebben?
„Dat moet je respecteren. Pastoraat is maatwerk. Ook een telefoontje kan van betekenis zijn. Mijn ervaring is overigens dat de meeste mensen het fijn vinden als je in zware omstandigheden bij hen aan huis komt.”
Maakt het ontbreken van pastorale tact ongeschikt voor het predikantschap?
„Ik ben geneigd die vraag bevestigend te beantwoorden. Je krijgt als predikant met alle mogelijke zorgen te maken. Die vragen om een pastorale houding en antenne. Je bent herder en leraar. Het pastoraat is onlosmakelijk verbonden aan het ambt van predikant.”
Hoe verhoudt de troost zich tot vermaning bij overmatig verdriet?
„Ik weet hoezeer een lege plek je bij tijden kan overvallen, maar je mag daar niet in blijven hangen. Mensen kunnen zo met het verlies bezig blijven, dat ze erdoor wegkwijnen. Dat kan Gods bedoeling niet zijn.”
Welke taak ziet u weggelegd voor gemeenteleden?
„In het gemeenteleven is omzien naar elkaar van grote betekenis. Wees blij met de blijden en ween met de wenenden. Die opdracht is niet beperkt tot de dominee of de kerkenraad. In de gemeenten die ik tot nu toe diende, zag ik het onderlinge meeleven bij zorg en rouw echt gestalte krijgen.
Wel zie je de betrokkenheid na verloop van tijd vaak afnemen, terwijl het verdriet nog intens kan zijn.
Ik ken collega’s die heel secuur de sterfdata van gemeenteleden bijhouden en zelfs na vele jaren nabestaanden op de sterfdag nog bellen. Dat vind ik voorbeeldig.”
Er wordt wel gezegd dat het beste pastoraat vanaf de kansel komt?
„Dat is zo, maar het mag geen excuus zijn om het bezoeken van mensen met zorg en moeite te veronachtzamen.”
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen