In de pinksterbeweging werd ds. C. Sonnevelt massief geconfronteerd met de Heilige Geest en Zijn gaven. Na terugkeer in het kerkverband waarin hij opgroeide, bleef de doop met Gods Geest voor hem van grote betekenis. „Het verschil ligt in de overtuiging dat die ons niet tot helden van het kruis maakt, maar bedelaars houdt.”
In zijn tienerjaren werd Cees Sonnevelt gegrepen door het marxisme. Hij liep weg met de Cubaanse leider Fidel Castro en gelijkgezinde figuren, die beweerden een heilstaat op aarde te kunnen realiseren. „Zij waren destijds mijn profeten.”
Het was een Amerikaanse studente die hem adviseerde eens rustig de Bergrede te lezen. „Dat heb ik gedaan en het maakte diepe indruk op me. Jézus werd mijn Profeet, Hém wilde ik volgen. Gaandeweg ontdekte ik dat me dat niet lukte. Ik schoot in alles tekort en kreeg Hem nodig als mijn Priester, om mijn schuld bij God te verzoenen.”
De zoekende adolescent kwam terecht bij een volle-Evangelie gemeente in de hofstad. „Daar werd veel nadruk gelegd op de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Dat voelde je vooral wanneer Pinksteren naderde. Iedereen was dan in de Geest of probeerde in de Geest te komen door het zingen van pinksterliederen: „Zendt het vuur neer, zendt het vuur neer, zendt het vuur des Geestes neer.” We zijn ondertussen jaren verder, maar veel van die verzen zijn me bijgebleven.”
De huidige predikant van de gereformeerde gemeente te Alblasserdam keerde terug naar zijn eigen kerkverband en ging theologie studeren in Utrecht. „Daar hoorde ik weinig over de Heilige Geest. Op de studentenvereniging Voetius werd soms wat schamper over bevinding gesproken. Het wijzen op de noodzaak ervan hoorde bij de dopersen, waartoe ook de Gereformeerde Gemeenten werden gerekend. Het heeft bij mij geleid tot een zoektocht naar het Bijbelse spreken over de Heilige Geest en Zijn werk.”
Het belijden van het Apostolicum over de Heilige Geest is opvallend summier.
„Dat hoeft ons niet te verbazen. De Heere Jezus heeft gezegd dat de Heilige Geest niet van Zichzelf zal spreken, maar Christus zal verheerlijken. In stilte, op de achtergrond, als Bruidswerver. De Eerste Die werkt en de Laatste Die wordt gekend.”
De Heidelbergse Catechismus wijdt aan het zweren meer woorden dan aan de Heilige Geest.
„Omdat het zweren van een eed een controversieel punt was, in de relatie met de wederdopers. Wat de zondag over de Heilige Geest betreft: we moeten de woorden die daarin staan niet tellen, maar wegen. Ze hebben een hoog soortelijk gewicht. Het Kort Begrip is trouwens op dit punt iets uitvoeriger. Een gelukkige inconsequentie!”
Zou u zelf nog meer hebben gezegd?
„Dat weet ik niet. Een catechismus is geen dogmatisch handboek, maar een korte inhoud van de Bijbelse waarheid voor leerlingen die je niet moet overvragen. Bij de behandeling van de zondag over de Heilige Geest heb je als predikant alle ruimte om ook aandacht te besteden aan aspecten die de catechismus niet noemt, zoals het onderscheid tussen het algemene en bijzondere werk van Gods Geest. Soms heb ik de indruk dat onder ons te weinig wordt beseft dat de Heilige Geest een Persoon is. Hij spreekt, heeft lief, deelt gaven uit, is de Trooster, kan worden bedroefd.”
Welke theologen hebben uw denken over de Heilige Geest gevormd?
„In de eerste plaats Calvijn. Zijn spreken over de verhouding tussen Woord en Geest vind ik heel evenwichtig. In de tweede plaats de mannen achter de Dordtse Leerregels, die met name in hoofdstuk 3 en 4 heel mooie dingen zeggen over het werk van de Heilige Geest in de wedergeboorte. Vervolgens denk ik aan de nadere reformatoren en puriteinen. Tussen enerzijds het verbondsautomatisme van theologen zoals dr. Woelderink en anderzijds de emotionaliteit van de pinksterkringen wijzen zij een Bijbels-bevindelijke weg.
Ook de colleges van prof. Graafland hebben veel voor me betekend. Hij gaf aan dat er een te eenzijdige focus was geweest op de rechtvaardiging door het geloof, ten koste van het spreken over dat wat Gods Geest doet in zondaren die Hij tot geloof brengt. In de colleges die hij erover gaf, wilde hij de heilsweg niet te veel systematiseren, maar wel ”stippellijnen” trekken. Bijvoorbeeld die van de heilshistorie die in het leven van mensen heilsordelijk wordt afgedrukt. Of de lijn van de drie ambten van Christus waarmee ze bekend worden gemaakt. Bij dat college zat ik op het puntje van mijn stoel, vanwege mijn eigen levensgang. Later las ik met grote waardering het boek ”The Holy Spirit” van Arthur Pink, de preken van dr. Martin Lloyd-Jones over Romeinen 8 en de geschriften van ds. I. Kievit.”
Verdient de Heilige Geest als persoon meer afzonderlijke aandacht?
„Die indruk heb ik wel, ja. Al is Hij de stille Werker op de achtergrond, tal van teksten geven aanleiding om over Hem te spreken. Ook het bij tijden afzonderlijk bidden tot en aanbidden van de Heilige Geest lijkt me voluit Bijbels. Denk aan „Kom, Schepper Geest”, een lied van de Vroege Kerk, en aan de zinsnede „O Geest, zendt Uwe troost ons neer” uit de Avondzang.”
Welke plaats kent u toe aan het werk van de Heilige Geest in de schepping?
„De Bijbel begint daarmee. De Geest zweefde op de wateren. Hij broedde de schepping uit, gaf er schoonheid aan en onderhoudt ook de schepping. Heel indrukwekkend wordt dat verwoord in Psalm 104. Elk jaar weer vernieuwt Hij het gelaat van het aardrijk. Bij het aanbreken van de lente moet ik daar altijd aan denken. Ook dit werk van Gods Geest moet een plaats hebben in ons denken. We hebben verantwoord om te gaan met Gods schepping.”
Ziet u de Heilige Geest ook als inspirator achter cultuuruitingen?
„Daarin ben ik terughoudend. Het gevaar is groot dat we het werk van de Geest dan te veel losmaken van het werk van Christus. In de achterliggende decennia hebben we gezien waartoe het accentueren van het cultuurmandaat leidt. Overal sporen van de Heilige Geest zien, voert af van het hoofdspoor.”
Wat is kenmerkend voor het werk van de Heilige Geest?
„Vernieuwing. Hij vernieuwt het hart en leven van mensen en staat ook in voor de vernieuwing van kerk en wereld. Na de sabbat van de Vader, op de zevende scheppingsdag, volgde de sabbat van de Zoon, toen Hij uitriep: „Het is volbracht”. Wat nog uitstaat, is de sabbat van de Heilige Geest. Straks zal klinken: „Het is geschied!” De Geest brengt alles tot voltooiing en verheerlijking, als de door Hem vergaderde bruidsgemeente zonder vlek of rimpel door Christus wordt voorgesteld aan de Vader. Het nieuwe Jeruzalem daalt dan neer op een vernieuwde aarde, die vol zal zijn van de kennis des Heeren.”
Wat is voor u de kern van het werk van Gods Geest?
„Het innemen van het hart van zondaren, overtuigend en overbuigend. Hij neemt het hart in voor God en Zijn recht. Hij neemt het ook in voor Christus; Zijn heerlijkheid, Zijn lieflijkheid, kortom, voor de Persoon en de schatten van de Zaligmaker.”
Wordt de beleving daarvan beïnvloed door de achtergrond van mensen?
„Niet in de kern, wel in de kleur. In het zuidoosten van Nigeria, waar ik bijna tien jaar zendingspredikant was, is ”power” een centraal begrip. Nigeriaanse christenen zien de Heilige Geest daardoor vooral als bron van kracht. Wij benadrukken meer dat de Heilige Gees stil en ootmoedig maakt. Voor beide opvattingen zijn Bijbelse argumenten. Belangrijk is dat we onze bevinding altijd toetsen aan de Schrift. Het is een gelukkige zaak dat het Woord zo centraal staat in onze reformatorische traditie en dat er uit de Heidelbergse Catechismus wordt gepreekt. Daar gaat een corrigerende werking van uit.”
Hoe belangrijk is nauwe aansluiting bij Bijbelse taal in het verwoorden van geestelijke ervaringen?
„Heel belangrijk, ook voor het verstaan van elkaar over landsgrenzen heen. Toch zijn daarmee niet alle hindernissen opgelost. Ook woorden die rechtstreeks uit de Bijbel komen, kunnen in de vertaling een verschillende lading hebben. In Nigeria heb ik erg geworsteld met het vertalen van woorden als ”droefheid” en ”geloof”. Daarvoor kent het Izi verschillende mogelijkheden. Je moet dan zien uit te vinden welke het dichtst bij de Bijbelse betekenis zit.
Bij het woord ”geest” denken Nigerianen aan de geesten van voorouders. Daarom is ervoor gekozen de Heilige Geest de Heilige Adem van God te noemen, waarbij de prediking duidelijk moet maken dat die zogenoemde Adem een Persoon is. Het overbrengen van de geloofsbevinding in de eigen taal vond ik een heel belangrijk aspect van mijn werk. Dat is in elke cultuur maatwerk. Je moet gebruikmaken van de kenmerken van de lokale taal.”
Wat verstaat u onder de verzegeling met de Heilige Geest?
„Ik kan me helemaal vinden in de kanttekening bij Efeze 1 vers 13. Die wijst erop dat het woord verzegeling verwijst naar het gebruik om ter versterking van beloften een document te voorzien van een zegel met het wapen of beeld van degene die de belofte doet. In dat licht is de Heilige Geest Zelf het zegel, maar daarbij laten de kanttekenaren het niet. Deze wijze van spreken betuigt volgens hen bovendien „hetzelve aan ons gemoed als met een Goddelijke inspraak, waarover wij ook God als onze Vader durven aanroepen en roemen op de hoop der heerlijkheid Gods.” Beide moeten we vasthouden. Met alle respect voor iemand als John Owen, die zegt te weinig over het tweede aspect: de bewuste verzegeling met de Heilige Geest of de doop met de Heilige Geest.”
Ziet u nog ruimte voor de zogeheten bijzondere geestesgaven?
„Ja, ik wil die niet uitsluitend binden aan de apostolische tijd. In zogeheten ”power encounters”, frontsituaties, wil de Heere ze nog steeds gebruiken. Ik heb dat van nabij gezien in Nigeria. Ook zag ik hoe analfabeten meer dan eens door een bijzonder visioen in de kerk en onder het Woord werden gebracht. Overigens moeten we bij Geestesgaven niet alleen denken aan de negen charismata die in 1 Korinthe 12 worden genoemd. In Romeinen 12 komen weer andere naar voren.”
Heeft uw denken over het werk van de Heilige Geest een ontwikkeling doorgemaakt?
„In mijn pinkstertijd zag ik het sterk onder het beeld van kracht, waardoor je volgens zeggen een overwinningsleven kon gaan leiden. Daar ben ik vandaan gegroeid, maar ik kreeg oog voor de Schriftuurlijk-bevindelijke traditie waarin de doop met de Heilige Geest wordt gezien als een krachtige verzekering van de zaligheid. Het verschil ligt in de overtuiging dat die verzegeling ons niet tot helden van het kruis maakt, maar bedelaars houdt. Mensen die in diepe afhankelijkheid van de Heere hun weg gaan en van wie het eigen ik moet worden gekruisigd.”
beeld: Cees van der Wal