De een studeerde bedrijfskunde in Groningen, de ander werd daar op jonge leeftijd hoogleraar arbeidsrecht. Nu zijn de zwagers Erik Zoet en Wijnand Zondag predikant, zij het in verschillende kerkverbanden. Karakterologisch elkaars tegenpolen, geestelijk weten ze zich verbonden. „Wijnand zou hier zo kunnen preken.”
Twintig minuten later dan afgesproken arriveert ds. Wijnand Zondag bij de pastorie van hersteld hervormd Garderen. Deze keer heeft hij een geldige reden. „Een gemeentelid van me ligt op sterven. Daar wilde ik nog even heen.” Zwager Zoet knikt begripvol. „Dat hebben we gemeenschappelijk. In het pastoraat ben ook ik geen man van de klok.”
Echtgenote Wilberdine begroet haar zwager uit Dordrecht hartelijk en voorziet hem van koffie. In de achterkamer van de klassieke pastorie knappert brandend hout in de haard. „Gezellig om elkaar weer te zien”, constateert Wijnand vergenoegd.
Hoe leerden jullie elkaar kennen?
Zoet: „Door onze vrouwen, dochters van een bakker uit Brakel. Alle kinderen hadden al verkering, behalve de oudste. Met haar kreeg ik verkering, in februari 1997. Het jaar daarop zijn we getrouwd en gingen we boven een bakkerij in Maartensdijk wonen. In die plaats had ik Wilberdine leren kennen. Zij gaf er les op de basisschool.”
Zondag: „Ik kende Wilberdine al veel langer. We zaten samen op de Gomarus scholengemeenschap in Gorinchem. Ik herinner me nog goed dat haar vriend voor het eerst zou komen: een theologiestudent. Dat vonden we bijzonder en ook wel spannend. Jij had al een studie bedrijfskunde in Groningen afgerond. Ik was destijds niet zo geestelijk en dacht: die heeft er wat voor over om dominee te worden. Ik zou iets met bedrijfskunde zijn gaan doen.”
Zoet: „Daar ging ook ik van uit, maar toen de Heere in mijn leven kwam, verbleekte de glans van een baan in het bedrijfsleven. Aan het eind van de studie was er de roeping tot het ambt. Dan gaat er ineens een heel andere weg voor je open.”
Vanuit wat voor kerkelijk klimaat?
Zoet: „Ik kom uit een hervormd gezin, net als Wilberdine, maar van een andere richting. In mijn jeugd waren wij lid van de confessionele wijkgemeente van Elburg. De ouders van Wilberdine behoorden tot de hervormde gemeente van Zuilichem, maar haar vader las op zondag vaak thuis een preek, voor mij een onbekende wereld. Pas tijdens mijn studie in Groningen ben ik me in de gereformeerde theologie gaan verdiepen, mede door mijn lidmaatschap van de studentenvereniging CSFR. Op een gegeven moment ging ik op zondagmiddag in Doornspijk kerken, bij ds. Schaafsma. Zijn prediking sprak me bijzonder aan. Toen ik verkering kreeg met Wilberdine, was het verschil in denken tussen ons niet zo groot meer.”
Zondag: „Ik heb letterlijk plaatsgemaakt voor jou. Toen we samen voor het eerst het weekend in Brakel waren, kreeg jij mijn bed. Daar was helemaal geen discussie over. Ik moest naar tante Huib, want Erik kwam. Jij kreeg meteen alle privileges.”
Zoet: „Nou, nou, jij werd gigantisch verwend door tante Huib. Je kon opgeven wat je wilde eten en dat werd gemaakt.”
Zondag: „Allemaal even kostelijk; nee, daar was niks mis mee. Tante Huib was zo’n vrijgezelle suikertante, een zus van onze schoonmoeder. Ze hielp mee in de bakkerij en deed alles voor iedereen.”
Zoet: „Nadat wij de pastorie in Loon op Zand betrokken, kwam ze geregeld bij ons soppen.”
Zondag: „In onze verkeringstijd gingen Erik en ik soms als kwajongens bonbons snoepen in de bakkerij. Onze schoonvader vond dat prima.”
Zoet: „We noemden het keuren. In die tijd zijn we allebei beduidend zwaarder geworden. Letterlijk.”
Vanuit welke kerkelijke kring kwam Wijnand?
Zondag: „Een behoudend gergem-gezin in Gameren. Als ik er geen eigen dienst voor verzuimde, mocht ik wel naar de hervormde kerk. Een adventspreek van ds. W. Pieters in Nieuwaal maakte grote indruk op me. Na de dienst kregen we op het kerkplein een heel mooi gesprek. Later stuurde hij me een lange, pastorale brief. Ik vind het bijzonder dat we nu samen een pastorale rubriek in Terdege mogen vullen.
Op een gegeven moment kreeg ik een oogje op Femmeke. Dat maakte de aantrekkingskracht van de hervormde gemeente in Zuilichem nog groter. In die tijd reisden we vaak samen met de trein naar Utrecht, waar ik studeerde. Zij ging door naar Ede. Op een dag heb ik haar heel spontaan gevraagd.”
Enkele jaren later werden jullie zwagers in spe. Klikte het direct?
Zoet: „Zeker, al zijn we qua karakter totaal verschillend. Wijnand is altijd in voor een grapje, ik ben wat serieuzer van aard, maar we konden meteen goed met elkaar overweg. Toen ik mocht gaan preken, ging jij weleens mee.”
Zondag: „Ik herinner me nog goed onze tocht naar Sint-Maartensdijk, op een nieuwjaarsdag. Het was voor mij bijzonder om je daar op de kansel te zien staan. Ik vond het ook wel mooi dat je niet langs een curatorium hoefde. Als je in de Gereformeerde Gemeenten wordt aangenomen, heb je meteen een bepaald stempel. In de Hervormde Kerk verliep de weg naar het predikantschap veel geleidelijker en natuurlijker. In je prediking vond ik je de jaren daarna groeien.”
Was er de gedachte: dit zou ook ik willen?
„Toen niet. Ik was druk met mijn promotietraject in Rotterdam en wilde graag de wetenschap dienen. De geestelijke dingen waren daardoor naar de achtergrond gedrukt, al zei Femmeke soms: „Diep in je hart wil je iets anders.” Daar had ze gelijk in.”
Hadden jullie na het trouwen nog geregeld contact met elkaar?
Zoet: „Vooral de vrouwen. Wijnand en Femmeke woonden in een huisje in Baarn, dus we zaten dicht bij elkaar. Als mannen waren we vooral druk met onze werkzaamheden. Zágen we elkaar, dan was het altijd goed.”
Zondag: „Femmeke wilde eigenlijk niet van de Gereformeerde Gemeenten worden. Het hervormde bloed zat er bij haar diep in. De eerste zondag na ons trouwen gingen we ’s morgens naar de hervormde buitengewone wijkgemeente van Baarn. Dat vond ik prima, maar de boodschap bleef erg op afstand en de mensen waren weinig toeschietelijk. Daarom besloten we ’s middags de kleine gereformeerde gemeente van Soest te proberen. Daar werden we heel hartelijk ontvangen. Met het gevolg dat we ons toch bij die gemeente hebben aangesloten. Ook Femmeke kon daar goed aarden.”
Hoe beleven jullie als zwagers de kerkelijke kloof?
Zoet: „Kerkmuren zijn voor ons betrekkelijk. Wijnand had waardering voor hervormde predikanten, ik voor predikanten van de Gereformeerde Gemeenten. Hoewel we in verschillende milieus opgroeiden, denken we nu gelijk. Jij maakte zelfstandig denkend een bepaalde ontwikkeling door, ik bewoog me als student in omgekeerde richting. Als ik het weekend in Groningen bleef, kerkte ik bij ds. Hakkenberg en later bij ds. Golverdingen. Een dankdagdienst van de laatste, over Romeinen 2 vers 4, was voor mij onvergetelijk. Ik liep in mijn ellende en proefde in die dienst iets van de goedheid van God voor een slecht mens. Tijdens de broodmaaltijd na je intrededienst in Dordrecht heb ik ds. Golverdingen nog gesproken en hem dat verteld. Enkele maanden later is hij overleden.”
Door wie zijn jullie theologisch gevormd?
Zoet: „Ik in de eerste plaats door Schotse predikers uit het verleden. Voor de studie bedrijfskunde studeerde ik een halfjaar in het Engelse Coventry. Daar las ik veel van McCheyne en Boston. In die tijd is de Heere in mijn leven gaan werken. Ik kwam anders terug dan ik gegaan was. Later ging ds. I. Kievit veel voor me betekenen.”
Zondag: „Onze schoonvader was een echte Kievitiaan. Door hem zijn ook Erik en ik Kievit gaan lezen en waarderen.”
Zoet: „Hij was echt betrokken op ons. Als beginnend predikant belde ik hem elke maandag even op om te vertellen waarover ik had gepreekt en hoe het was gegaan.”
Zondag: „Hij was een groot kenner van Calvijn. Voor bakkers gaat de wekker ’s morgens om vier uur; onze schoonvader ging er nog een uur vroeger uit. Om iets goeds te lezen, met als vast ingrediënt een gedeelte uit een werk van Calvijn.
Voor mij hebben ds. M. Karens en ds. Budding veel betekend. In latere jaren ook ds. Den Butter en ds. Moerkerken, door hun sterke exegese. Ik ben altijd heel zenuwachtig als ik moet preken in Capelle-West. Dan denk ik: wat zal ds. Moerkerken ervan vinden?”
En dan wordt uw zwager in 2002 bevestigd tot predikant.
ZONDAG„Dat vond ik heel indrukwekkend. Vooral de handoplegging door een kring van predikanten en de vader van Erik als ouderling. Veel dieper ging het toen bij mij niet. Ik was intussen gepromoveerd en wilde verder in de wetenschap. In 2003 ben ik in Groningen benoemd tot hoogleraar.”
Zoet: „De inaugurele rede was voor míj een imponerend moment. In de kerkbode heb ik er nog aandacht aan besteed. Ik keek hoog tegen je op. Jij studeerde heel gemakkelijk en maakte snel promotie. Dat gunde ik je van harte. Je bent altijd heel gewoon gebleven.
Bijzonder vind ik dat jij moeilijke dingen eenvoudig kunt uitleggen. En dat je ook als hoogleraar vrijmoedig uitkwam voor je levensovertuiging. Onze schoonvader had het er moeilijk mee toen je aangaf dat je predikant wilde worden, weet je nog? Vanuit de gedachte: je kunt toch ook op je huidige post veel betekenen? Ik vind het mooi dat je nu, naast je predikantschap, betrokken bent bij de TUA.”
Zondag: „Dat heeft m’n schoonvader nog net geweten. Hij vond het prachtig, vanwege zijn christelijke gereformeerde wortels. Ds. Kersten kon bij hem geen goed doen, door diens pennenstrijd met Van der Schuit. Dié had het bij het rechte eind.”
Zoet: „De weg van Wijnand naar het predikantschap heb ik van nabij meegemaakt, vooral door het intensieve contact tussen onze vrouwen. Ik heb gemerkt dat het hele proces veel met je deed: de gang naar het curatorium, de afwijzing, de blijdschap toen je het jaar daarop wel werd aangenomen, voor jou een groot wonder.”
Zondag: „Voor de eerste preek die ik moest houden voor het curatorium, over Psalm 40, heb jij me nog materiaal aangereikt.”
Veranderde de relatie tussen jullie na de bevestiging van Wijnand tot predikant?
Zoet: „Niet zozeer. We belden elkaar weleens naar aanleiding van een beroep, maar het contact is vooral verdiept door het overlijden van Rhodé, in 2018. Dat heeft ook ons gezin heel veel gedaan.”
Zondag: „Onze kinderen speelden in hun jonge jaren de hele zomervakantie met elkaar. Wij woonden in Nunspeet, Erik had daar een vakantiehuisje.”
Zoet: „Als we ernaartoe reden, zeiden onze kinderen: „Zet ons maar vast af aan de Molijnlaan.” Daar voelden ze zich helemaal thuis.”
Zondag: „Erik was in die periode jarig. Dat vierden we altijd met een barbecue in onze tuin. Heel gezellig.”
Zoet: „Het bericht van het verongelukken van jullie Rhodé zullen we nooit vergeten. Dat heeft ook mij veranderd. Ik ging meer het betrekkelijke van alles inzien.”
Zondag: „Ik zal nooit vergeten dat jij onze Neline een nieuwe fiets gaf. Rhodé reed de dag waarop ze verongelukte op de omafiets van haar zus Neline naar school, daarmee is ze onder die bus gekomen. Jij wilde graag Neline een nieuwe fiets geven. Dat vond ik zó lief…”
Zoet: „In zo’n situatie zou je alles willen doen, maar wat moet je? Dit was in ieder geval iéts.”
Zondag: „Als ik die fiets zie staan, denk ik nog steeds: die heeft Erik gegeven. Zo’n gebaar doet in zulke omstandigheden zó goed. We hebben met elkaar het verdriet gedeeld. Dat heeft ons inderdaad dichter bij elkaar gebracht.”
Is er tussen jullie ook weleens iets van competitie?
Zoet: „Nee, totaal niet.”
Zondag: „Integendeel! Als ons binnen de familiekring iets wordt gevraagd, is mijn eerste gedachte: laat Erik het maar doen. De begrafenis van onze schoonvader, twee jaar geleden, hebben we samen gedaan. Erik sprak tijdens de rouwdienst, ik aan het graf. Dat vond ik heel mooi.”
Hoe vinden jullie vrouwen het dat jullie nu allebei predikant zijn?
Zoet: „Wilberdine wist dat de pastorie haar wachtte. Voor Femmeke lag dat anders, maar ook zij staat Wijnand van harte af voor de dienst van de Heere.”
Zondag: „Femmeke roemt Erik altijd. „Hij deed in Ouddorp soms wel twintig bezoeken in een week.” Dan voel ik me heel schuldig, want daar kom ik niet aan. Erik werkt veel gestructureerder dan ik.
In het begin heeft Femmeke me vaak gechauffeurd, want ik had geen rijbewijs. Tijdens mijn twee bezoeken aan het curatorium stond ze voor het pand te wachten. Later reed ze me naar gemeenten waar ik moest preken, tot ik mijn rijbewijs had behaald. De weken daarna viel het me op dat veel andere automobilisten een vinger opstaken als ze me passeerden. Het duurde even eer ik in de gaten had waarvoor. Ik reed nogal eens tegen het verkeer in, of ik nam een struikje mee.”
Doen jullie op inhoudelijk gebied weleens wat samen of voor elkaar?
Zondag: „Een enkele keer. Ik heb een boekje over de brief van Jakobus geschreven. Dat wordt in de gemeente van Erik gebruikt door de jeugdvereniging. Binnenkort hoop ik er een inleiding over te houden.”
Zoet: „Wat ons betreft zou kanselruil mogelijk moeten zijn, maar je zit met het gegeven van de kerkelijke kaart. Ik verwacht niet dat we binnen afzienbare tijd op zondag op elkaars kansel staan. Er zijn wel andere mogelijkheden. Zo kennen we hier een interkerkelijke zendingsmiddag in augustus. Wat mij betreft is Wijnand de komende keer een van de sprekers.”
Zondag: „Meen je dat? Nou, dat ga ik direct noteren.”
Is de kerkelijke situatie vaak onderwerp van gesprek?
Zoet: „Niet standaard, maar we delen geregeld de zorgen die we hebben over de kerkelijke ontwikkeling in beide kerkverbanden. Van afnemend kerkelijk en ambtelijk besef tot polarisatie en verstarring. Die zaken houden ons bezig.”
Zondag: „Ook op het persoonlijke vlak zijn we elkaar soms tot steun. Pas moest ik onverwachts in een andere gemeente het avondmaal bedienen. Dat kwam op me af. Ik had geen week van voorbereiding gehad en vroeg de Heere om een bevestiging dat het ook voor mij was. De zaterdag ervoor sprak ik Erik. Die vertelde me dat hij pas had gepreekt over: „Simon, Simon, de satan heeft ulieden zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.” Dat is de tekst waarmee ik ben bevestigd tot predikant. Dat was zó’n bemoediging voor me. Ik hoefde niet alleen als herder naar die gemeente te gaan, maar wist me ook een schaap dat deel mocht nemen aan het avondmaal.”
Dat is voor u als predikant niet vanzelfsprekend?
Emotioneel: „Nee, dat wordt nooit vanzelfsprekend. Samuel Rutherford schrijft in een brief: „Mijn grootste schat is mijn honger naar gerechtigheid.” Steeds opnieuw moet je het uit Jezus’ eigen mond horen dat je tot Zijn kudde behoort.
Ontroerend vond ik wat prof. Baars vertelde in de rouwdienst voor de grote ds. Den Butter. Tijdens hun laatste ontmoeting zei Den Butter: „De Heere is gekomen en het is vrede.” De laatste meditatie van de hervormde ds. Kalf, geschreven op zijn sterfbed, had de titel: „Kan ook een dominee zalig worden?” We zijn niets meer dan wie ook.”
Lees het interview met ds. Zoet en ds. Zondag in Terdege nr. 9, 16 januari 2024.
beeld: Renate Bleijenberg-van Leeuwen