De brief aan de Thessalonicenzen is gericht aan een gemeente die pas tot geloof is gekomen. Een gemeente die onderwijs nodig heeft om te groeien in geloof en genade. Zowel in de zondekennis, als in de kennis van Christus.
En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten. (1 Thessalonicenzen 1:10a)
Paulus heeft niet lang in Thessalonica gewerkt; volgens Handelingen 17 drie sabbatten. Predikanten hebben vaak jaren nodig om de gemeente te bereiken. God is niet aan een mens of tijd gebonden. Er werden er in die korte tijd tot God bekeerd van de afgoden. Als herder en leraar onderwijst Paulus de gemeenteleden en legt hij hun uit hoe zij kunnen en moeten leven. Hij schrijft over de verwachting van de wederkomst van de Heiland. Geloven is uitzien en hopen. Niet terugkijken, maar vooruitkijken. Het woord ”verwachten” in de tekst komt van een Grieks woord dat betekent: volhardend wachten. Dat is biddend wachten.
Bent u verwachtend? Zoals die boer op zijn land. Steeds keek hij naar de hemel. Voorbijgangers vroegen waarom hij naar boven keek. Hij antwoordde dat hij keek of de Heere Jezus op de wolken zou terugkeren. Hoe ontvangt u Hem? Met een blij vooruitzicht? Of met angst en beven, omdat u nog zonder Hem leeft?
De Heere Jezus is opgevaren naar de hemel en wordt uit de hemel verwacht. De wederkomstverwachting maakt ijverig in dienstbetoon aan de Heere en de naaste. Goede werken als vrucht van het geloof.
Wij moeten van deze wereld geen knusse huiskamer maken, waar we ons thuis voelen en niet uit willen vertrekken. Voelt u zich thuis op aarde en wilt u er altijd blijven? Moet God nog maar even wachten tot u bereid bent Hem te ontmoeten? Dat is eeuwig levensgevaarlijk! Of is het: geef mij Jezus of ik sterf? Vraag er de Heere om, en hou niet op voor u het weet!
beeld: Unsplash